Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Elke dinsdag, 22.15 – Canvas

Er waren twee redenen waarom mijn moeder met haar ogen begon te draaien. Beiden hadden met mijn vader te maken. Er was het doppen van zijn boterhammen in het zwartgeblakerde bakvet van de worsten. En er waren zijn straffe verhalen. Hij vertelde over de kinderen van de seizoensarbeiders die stro in hun klompen staken omdat ze geen sokken hadden. Klompen waarop hij, als zoontje van de apotheker, hartje winter toch wat jaloers was, want die gleden veel verder op het ijs. In de zomer verdwenen die kinderen. Het veld op. Ergens in het noorden van Frankrijk. Of bij de Walen. Bieten rooien. Mijn moeder had zo’n armoede nooit gezien. Ze verdacht mijn vader ervan dat hij het bij elkaar verzon om zijn jeugd in dat West-Vlaamse dorp heldhaftiger voor te stellen. En plots zag ik die mannen met hun schoofzakken waarover mijn vader vertelde als mijn moeder niet luisterde. In Arm Walloniëtuurden ze in de lens. Handen in de zakken, de hoofden doorploegd met groeven zoals de velden zelf.

Arm Wallonië speurt naar de sporen van de opgedroogde stroom Vlaamse migranten die ooit naar Wallonië pendelde om daar zakken vol geld te verdienen. Althans, dat werd gezegd. De vroegere dorpsonderwijzer uit Rillaar plooit zijn handen in een onnatuurlijke klauw. ‘Zo kwamen ze terug’, zegt hij. De kinderen van de oogst. Doodmoe en met kromme poten die geen pen meer konden vasthouden. Dit waren niet de jaren eind 1900 die August De Winne in zijn boek Arm Vlaanderen beschrijft, wel de jaren 50 van de vorige eeuw. Documentairemakers Verbeken en Vander Taelen filmden een antwoord op De Winnes boek. Om te tonen hoe veel er veranderd en vergeten is, hoe de tijden zich gekeerd hebben en hoe ze zich opnieuw kunnen keren. ‘Het is vooral de tijd die je niet meer kunt inhalen’, herinnert een van die seizoenskinderen zich. ‘Alles wat je gemist hebt. Sprookjes voor het slapengaan, ik heb dat nooit gekend.’ Geluk, het is al vaker gezegd, schuilt in kleine dingen.

Zelfs als die dingen er van buitenaf ellendig uitzien. De barakken waarin ‘les Flamands’ samenhokten. De bus die tientallen Vlamingen iedere ochtend om vier uur op de Markt in Lokeren opwachtte om hen door de nacht naar een andere nacht te brengen: de mijnschacht. Enkel op zondag zagen ze de zon. En toch glinsteren de ogen van de man als hij het vertelt. ‘Het was daar alle dagen kermis’, en hij doet alsof hij een pintje drinkt. ‘Ook voor u?’, wil Verbeken weten. ‘Neen, wij moesten de bus op, terug naar huis.’ Maar die busmannen werden vrienden. Natuurlijk was het een schande dat ze drie uur moesten reizen om te werken. Maar ze misten die bus toch, toen hij werd afgeschaft. ‘Dat was een deel van ons leven.’ Arm Wallonië is het sterkst als het inzoomt op de mensen die erbij waren. De boerin met de bijna tandeloze mond die de arbeiders van toen vergelijkt met de dienstencheques van nu, het koppel dat de grot bekijkt die de vader van de man bouwde, de man die de mijn zoekt waarin hij iedere dag afdaalde. ‘ C’est ou la mine?’ En hij kijkt naar de roestige lift. Warrige getuigen van een groots verleden. Andere getuigen van dat verleden vind je op grafzerken of in de namen van politici als Van Cauwenbergh. Of hoe geschiedenis in de eerste plaats een les in relativeren is, en minder een les voor het heden. En dat laatste proberen Vander Taelen en Verbeken soms net iets te veel te forceren. Maar nogmaals: dat is iets kleins. Iets om eventjes met de ogen te draaien.

Lees nog meer recensies en bedenkingen in de nieuwe blog Testbeeld op FOCUSKNACK .BE

Tine Hens

‘C’est ou la mine?’, en de man kijkt naar de roestige lift. ‘Arm Wallonië’ is het sterkst als het inzoomt op de mensen die erbij waren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content