‘ALS IK MEZELF WAS – EN DAT BEN IK NIET – VERHUISDE IK VANDAAG NOG NAAR MEXICO’

Droogkomisch, romantisch, melancholisch en met het hart op de juiste plaats: De Finse filmmaker Aki Kaurismäki (59) kaart in The Other Side of Hope het vluchtelingenthema aan op de manier die we van hem kennen. Ook een beetje uitleg aan hem ontfutselen blijft een hele onderneming.

Rustiger aan

Twee Finse vrienden, Joona en Onni, hebben elkaar al jaren niet meer gezien en ze spreken af om een pintje te gaan drinken. Als de eerste pint uit is, vraagt Joona: ‘Hoe gaat het met jou?’ Onni gromt en bestelt een tweede pint voor hen beiden. Als de tweede pint uit is, vraagt Joona: ‘En hoe gaat het met je gezin?’ Onni gromt en bestelt een derde pint. Als de derde pint uit is, vraagt Joona: ‘En hoe gaat het op het werk?’ Waarop Onni uitroept: ‘Zijn we naar hier gekomen om te tetteren of om te drinken?’

Zo gaat een van de vele moppen die de ronde doen om ‘de Fin’ te typeren. De grap zal wel een karikatuur schetsen, maar ze past perfect bij de cinema van Aki Kaurismäki én bij de man zelf. Zijn volledige dankwoord toen hij eerder dit jaar op de Berlinale de Zilveren Beer voor beste regisseur kreeg voor The Other Side of Hope, zijn charmante tragikomedie over vluchtelingen: ‘Ladies and gentlemen, thank you very much.’ Meer woorden maakte hij er niet aan vuil, al kunnen er naast Finse zwijgzaamheid nog andere redenen hebben meegespeeld.

Het is een ongeschreven wet in de filmjournalistiek dat je een interview met Kaurismäki best zo vroeg mogelijk in de voormiddag plant. Zodra hij het bed uit stapt, begint hij namelijk te drinken. Bij onze vorige ontmoeting, in Gent, kapte hij door elkaar vlotjes Leffe en brandy naar binnen. Hij vertelde toen dat hij als jongeling door heel Europa had gereisd en dat hij tijdens zijn Belgische doortocht al onze biersoorten uitgeprobeerd had. Kaurismäki is er dan ook vroeg aan begonnen: ‘Toen ik dertien was, hadden mijn vrienden en ik voortdurend honger en dorst’, herinnert hij zich. ‘Vooral dorst. Dus dronken we wat we konden betalen, en dat was goedkoop bier en slechte Franse wijn. Telkens als iemand een wijnmerk ontdekt had dat nog goedkoper was, verspreidde dat nieuws zich als wildvuur door alle scholen van Finland.’

Op het Berlijnse filmfestival, waar we Kaurismäki onlangs ontmoetten, vertelde een collega dat de uitspattingen van de regisseur voorgoed voorbij zijn. Hij zou sukkelen met zijn gezondheid en het voortaan veel rustiger aan doen. In de kamer waar het interview zal plaatsvinden – het is drie uur ’s middags – blijkt meteen dat ‘het rustig aan doen’ een zeer relatief begrip is. Kaurismäki heeft zijn eeuwige sigaret ingeruild voor een elektronisch exemplaar en in plaats van Leffe met brandy drinkt hij witte wijn, maar zijn bloeddoorlopen ogen, ingezakte houding en slepende gromstem maken duidelijk dat hij even bepimpeld is als gewoonlijk. Het hele gesprek door lijkt het alsof hij door de mist in zijn hoofd naar antwoorden moet klauwen, die hij vervolgens ternauwernood over zijn slappe lippen krijgt. Diezelfde dag nog zal hij de rest van zijn geplande interviews annuleren.

Stille films

Hoe herken je een extraverte Fin?

Hij kijkt naar jóúw voeten in plaats van naar de zijne.

Praten is sowieso nooit de favoriete bezigheid geweest van Kaurismäki. Dat zie je ook in zijn films. Hij houdt ervan om de dialogen tot een strikt minimum te beperken. In The Match FactoryGirl (1990) duurt het bijna een kwartier voor iemand iets zegt. Ook in zijn nieuwe film, The Other Side of Hope, moet je lang op de eerste woorden wachten – en dan is het nog een liedje. De beide hoofdpersonages worden in stilte voorgesteld. Eerst zie je de Syrische verstekeling Khaled in Helsinki van een vrachtschip sluipen. Daarna neemt de Finse handelsvertegenwoordiger Wikström met een veelzeggende blik afscheid van zijn alcoholverslaafde echtgenote.

Kaurismäki is altijd al een fan geweest van stille films, al van toen hij als tiener samen met zijn oudere broer Mika – ook een regisseur – elke dag vijf à zes klassiekers verslond in het Finse filmarchief. Niemand keek vreemd op toen Aki in 1999 zelf een volledig stille film draaide, de tragedie Juha. ‘Nooit zullen we nog films kunnen maken zoals Broken Blossoms van D.W. Griffith, Sunrise van F.W. Murnau of Queen Kelly van Erich von Stroheim’, schreef hij in zijn intentieverklaring bij Juha. ‘Het is fout gelopen toen cinema begon te mompelen en verliefd werd op chique woorden en ‘hoochie coochie’. Sindsdien hebben verhalen hun puurheid verloren en is cinema zijn essentie kwijt: onschuld.’

Een gesprek aanknopen met Aki Kaurismäki heeft veel weg van een onwillige motor in gang trappen. De meeste pogingen leveren weinig (een antwoord van één enkele zin, niet altijd even helder geformuleerd) op. Als het over zijn status als filmmaker gaat, ontspint zich bijvoorbeeld de volgende woordenwisseling.

Weet je nog wanneer je precies dacht: ‘Ik wil filmmaker worden’?

AKI KAURISMÄKI: Ik ben nooit een filmmaker geweest.

Je maakt toch films?

KAURISMÄKI: Ja, maar dat is niet hetzelfde als een filmmaker zijn.

Wat noem je de dingen die je maakt dan wel?

KAURISMÄKI: Lost weekend (refererend aan de Billy Wilder-klassieker over een mislukte schrijver met een drankprobleem, nvdr.).

Waarom ben je geen filmmaker?

KAURISMÄKI: Ik zou graag een filmmaker zijn. Maar vergeleken met echte filmmakers ben ik gewoon een lastpost.

Wat kom je tekort om een echte filmmaker te zijn?

KAURISMÄKI: Ik heb geen stijl.

Geen stijl? Je kunt een film van Aki Kaurismäki nochtans van ver herkennen.

KAURISMÄKI: Ja, maar de stijl is slecht. (pauze) Ik meen het.

Ik vind het werk dat je samen met je cameraman Timo Salminen verricht vaak heel mooi.

KAURISMÄKI: Tot op zekere hoogte misschien. Maar als ik een echte film zie, merk ik meteen het verschil.

Enkel wanneer je inspeelt op zijn zin voor melancholie of nostalgie komt hij even los. Zo moet Khaled tijdens zijn ontsnapping in het begin van The Other Side of Hope voorbij de kajuit van de kapitein. Die merkt Khaled niet op omdat hij afgeleid wordt door een poppenserie op tv. ‘Ransu, een ouderwetse Finse kinderserie’, legt Kaurismäki uit. ‘Kinderen moesten ernaar kijken om in slaap te vallen. Toen ik aan het script van The Other Side of Hope begon, dacht ik: laat ik maar van wal steken met een grap. Dus krijg je eerst dat shot van een man die opduikt uit een hoop kobalt, en daarna die kapitein die naar een poppenserie over een hond zit te kijken in plaats van naar porno.’

Zijn laatste grap

Sakke en Ville zitten in een hut. Ze zijn al drie dagen aan een stuk aan het drinken en nu is de drank op. ‘Kijk eens in het schuurtje of daar iets drinkbaars ligt’, zegt Sakke. Ville komt terug met een fles methanol en zegt: ‘Ik heb dit gevonden, maar ik ben bang dat we er blind van zullen worden.’ Waarop Sakke uit het raam kijkt en antwoordt: ‘Ik denk dat we genoeg gezien hebben.’

Misschien is het een pose, maar Kaurismäki heeft nooit hoog opgelopen met zijn eigen werk. Na zijn langspeeldebuut Crime and Punishment (1983) ondernam hij een poging ‘de slechtste film aller tijden’ te maken. Dat werd Calamari Union (1985), een compleet absurd verhaal over tien mannen die allemaal Frank heten en – tevergeefs – van de ene kant van Helsinki naar de andere trachten te lopen zonder er hun hachje bij in te schieten. Zijn eerste grote culthit Leningrad Cowboys Go America (1989), een roadmovie over een even merkwaardige als talentloze rock-‘n-polkaband, noemde hij ‘de vreselijkste film in de geschiedenis van de cinema, uitgezonderd de films van Stallone’.

Dat hij toch op handen wordt gedragen als een van de uniekste en meest eigenzinnige cineasten ter wereld en hij op festivals geregeld in de prijzen valt, vindt Kaurismäki bijzonder ironisch. Dat hij in Berlijn aan de Finse openbare omroep Yle verklaarde dat The Other Side of Hope zijn laatste film is – ‘Ik ben moe’, beweerde hij. ‘Ik wil eindelijk mijn eigen leven beginnen te leiden’ – heeft zeker ook daarmee te maken.

Het is niet de eerste keer dat Kaurismäki zijn pensioen aankondigt, maar deze keer lijkt hij het te menen. Oorspronkelijk moest The Other Side of Hope het middenstuk van een nieuwe trilogie worden, zoals hij al eerder films per drie heeft gemaakt. In de tweede helft van de jaren 80 was er de arbeiderstrilogie (Shadows in Paradise, Ariel en The Match Factory Girl), tussen 1996 en 2006 volgde de losertrilogie (Drifting Clouds, The Man without a Past en Lights in the Dusk). Een derde trilogie, over vluchtelingen, zal hij dus niet voltooien. ‘Le Havre (2011) gaf me het idee om drie films te maken over havensteden’, vertelt hij. ‘Dat werd vervolgens drie films over vluchtelingen. En nu zal het een trilogie worden die uit twee delen bestaat. En dat zal de laatste grap uit mijn loopbaan zijn.’

Vis vangen met je tanden

Toivo loopt op straat met een zak over zijn schouder.

‘Wat heb je in die zak, Toivo?’ vraagt Aino.

‘Kippen’, zegt Toivo.

‘Als ik raad hoeveel kippen erin zitten, mag ik er dan een hebben?’ vraagt Aino.

‘Als je dat raadt, geef ik je ze allebei’, zegt Toivo.

‘Zitten er drie kippen in?’ vraagt Aino.

Kaurismäki mag zijn talenten als filmmaker dan graag relativeren en zijn verhalen doorspekken met droge humor, in de grond zijn zijn films doorgaans wel ernstig. Zijn arbeiderstrilogie is een ode aan de werkende mens, met wie hij een hechte band voelt. Voor hij filmmaker werd, heeft hij naar eigen zeggen 42 verschillende beroepen uitgeoefend, van afwasser en stoker tot postbode en filmcriticus. De losertrilogie was dan weer een reactie op de economische crisis die begin jaren 90 veel Finnen hun job kostte. ‘Als ik nu geen film maakte over werkloosheid, zou ik niet meer in de spiegel durven te kijken’, zei hij over Drifting Clouds (1996). Le Havre en zeker The Other Side of Hope zijn ontstaan uit eenzelfde soort verontwaardiging, deze keer over Europa’s migratiepolitiek. Al fietst Kaurismäki in ons gesprek eerst op een vreemde manier rond het onderwerp.

Moeten we The Other Side of Hope zien als een menselijk antwoord op het geschreeuw van politici in het migratiedebat?

KAURISMÄKI: Aspirine werd oorspronkelijk ontwikkeld door Bayer, Bayer heeft net Monsanto gekocht en Monsanto is de natuur en onze planeet aan het vernietigen. Wie kun je nog vertrouwen? (lange pauze) Heb ik je vraag nu niet helemaal beantwoord?

Ik wilde gewoon weten hoe belangrijk je het vindt om een menselijke stem te laten horen in dat debat.

KAURISMÄKI: Wat mij kwaad maakt, is hoe bloody onbeleefd Europa is tegen wanhopige mensen die onze hulp nodig hebben. Ze willen ontsnappen aan geweld en vervolging, ze zijn in gevaar, ze sterven, en Europa doet weinig moeite om ze te helpen. Ik schaam me. Als dit niet gauw verandert, wil ik geen Europeaan meer zijn. Dan zwem ik weg.

Waar wil je naartoe?

KAURISMÄKI: Dat maakt niet uit. Zolang het maar een plaats is waar ik vis kan vangen met mijn tanden. En waar er cultuur is. En waar de mensen nog voor hun buren zorgen.

Het is opvallend dat Khaled in The Other Side of Hope naar Finland wil komen. In je vorige films wilden je personages daar vaak net weg, naar Estland of Mexico. Blijkbaar is het toch niet zo slecht in jouw thuisland?

KAURISMÄKI: Khaled wil helemaal niet naar Finland, hij belandt er toevallig. Als ik mezelf was – en dat ben ik niet – zou ik vandaag nog naar Mexico verhuizen. Er is momenteel veel werk aan de grens met de Verenigde Staten. (droogweg) In de bouw.

***

Nog één grap over Finnen, om het af te leren:

Wat is het verschil tussen een Fins trouwfeest en een Finse begrafenis?

Op een Finse begrafenis heeft één persoon geen stuk in zijn kraag.

THE OTHER SIDE OF HOPE

Vanaf 22/3 in de bioscoop.

door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content