Verwacht gekaapte radiogolven, dissidente dj’s en miljoenen luisteraars, want in zijn nieuwste komedie The Boat that Rocked brengt Richard Curtis een hommage aan de Britse piraatzenders van de jaren 60 – zij het met de nodige sentimentele bullshit. Hoog tijd dus voor het échte verhaal van de illegale radiopioniers uit de wonderjaren van de rock-‘n-roll.

The Boat that Rocked mag als film dan veeleer een gammel sloepje dan een stomende pantserkruiser zijn, dat maakt het onderwerp van Richard Curtis’ nieuwste komedie niet minder boeiend. De kapitein van de Britse romcom en scribent van onder meer Blackadder, Four Weddings and A Funeral en Love Actually brengt daarmee immers een van nostalgie en sentiment schuimend eerbetoon aan de Britse radiopiraten van weleer.

Die wisten tussen 1964 en 1967 – het jaar waarin de Marine Broadcasting Offences Act een einde maakte aan hun hoogtij – maar liefst twintig miljoen, vooral jonge Britten aan hun transistorradio te kluisteren. En dat door de klok rond rock-‘n-roll te draaien, een muziekgenre dat door de staatszender BBC toen nog altijd als een verderfelijke en tijdelijk uit Amerika overgewaaide rage werd beschouwd.

‘De Britse rockmuziek beleefde haar wonderjaren’, aldus Curtis. ‘En toch waren groepen als The Beatles, The Kinks en The Rolling Stones amper op de radio te horen. Het was de ergste wanverhouding tussen vraag en aanbod aller tijden. Dat zorgde er voor dat die piratenzenders in no time de helft van de bevolking konden bereiken.’

Hoewel de kids sinds de late fifties op rock-‘n-roll verlekkerd waren en tienermeisjes natte dromen beleefden over the Fab Four uit Liverpool, beperkte de BBC het aanbod aan popmuziek tot in 1966 tot twee uur per week. Geen wonder dat miljoenen ‘ teenagers‘, een woord dat voor de rockrevolutie geeneens bestond, vaak stiekem ’s avonds laat in bed naar andere stations luisterden. Eerst naar Radio Luxembourg, dat na acht uur Engelstalige uitzendingen verzorgde en aanvankelijk de enige zender was waarop Elvis, Little Richard en Bill Haley te horen waren, zij het vaak onderbroken door geruis en geknetter als gecodeerde boodschappen uit een ver, bevrijd en door tieners bestierd land. Wat later volgden ook piratenzenders als Radio Caroline en Wonderful Radio London, die hun uitzendingen verzorgden van op tot radiostation omgebouwde schepen die op de Noordzee dobberden.

‘Much more music’

Hoewel de film The Boat that Rocked inzoomt op de decadente avonturen aan dek van de fictieve piratenzender Radio Rock haalde Curtis zijn inspiratie duidelijk bij Radio Caroline. Die zender was het geesteskind van de toen 23-jarige Ier Ronan O’Rahilly, een voormalige concertmanager en zelfverklaarde anarchist. Hij vond dat de luisteraar beter verdiende dan de stijve, pophatende BBC en dook daarom een legale bres in. Zonder vergunning begon hij met een commercieel station van op de internationale wateren waar de wetgeving niet van toepassing was.

Zijn station, genoemd naar de dochter van JFK, kaapte voor het eerst de radiogolven op paaszondag 1964 en was daarmee niet de eerste drijvende piratenzender, maar wel de eerste die resoluut de koers van de Beatlemania en de groeiende pophonger vaarde. ‘De meeste radio’s hadden in die tijd een hoog ambtenarengehalte’, herinnert Zaki zich, een van Vlaanderens eerste en populairste ster-dj’s uit de sixties. ‘Nochtans was de jongerencultuur – met eigen kleren, films, muziek en kapsels – volop aan het doorbreken. De piratenzenders ademden als eerste die vrijheid uit. Bovendien had je het gevoel dat die dj’s het deden omdat ze de muziek ook écht graag hoorden.’

Het succes liet niet lang op zich wachten en tegen 1966 – het jaar waarin de film zich afspeelt – bleken Radio Caroline en zijn continentale voorloper Radio Luxembourg dagelijks goed voor 20 miljoen luisteraars. Bovendien werd de brave, easy listening-stijl uit de begindagen overboord gekieperd ten voordele van een hippere en meer Amerikaanse manier van presenteren. ‘Die heeft ook mij enorm beïnvloed’, geeft Zaki toe. ‘Hun motto was: ‘ Much more music.’ Ze zetten de muziek op de eerste plaats en pasten hun spreek-ritme en toon aan de intro van de plaat aan. Het had een dynamiek die wij hier op de radio niet kenden.’ Voor het eerst groeiden disc jockeys – in navolging van de popsterren – zelf tot invloedrijke tieneridolen uit. Denk aan Johnnie Walker, indertijd Blighty’s populairste dj en adviseur voor Curtis’ film.

‘In de film ziet het er allemaal swingend uit’, aldus Walker. ‘Alleen waren de dagen aan boord vaak lang en saai. We draaiden shifts van twee weken, hadden een Hollandse kok en kregen dus Hollands eten. Er waren enkel mannen. We hadden nauwelijks privacy en verdienden 25 pond per week. Gelukkig waren de sigaretten en de drank gratis. Plus: we kregen van de fans ook af en toe joints opgestuurd.’

De culturele impact kan in elk geval nauwelijks worden overschat. Zo onthulde een enquête uit begin 1966 dat de piratenzenders maar liefst 45 procent van de Britse bevolking wisten te bereiken. Dat AuntieBeeb én vadertje staat met die cijfers niet bepaald gelukkig waren hoeft niet te verbazen. En dat niet alleen omdat de piraten de reguliere uitzendingen en noodkanalen dreigden te verstoorden, of omdat men door niet betaalde auteursrechten miljoenen aan belastingsgeld misliep. Het verzet bleek vooral ideologisch geïnspireerd, waarbij wetsdienaars fel uithaalden naar de ‘liederlijke, door drugs en pillen gevoede levensstijl’ die in hun ogen door de offshore-zenders werd gepropageerd.

Weer aan wal

Bovendien kreeg het rebelse glamourimago van de radiopiraten een serieuze knauw toen Reginald Calvert, eigenaar van piraatzender Radio City, na een uit de hand gelopen dispuut door zijn zakenpartner werd vermoord. De tegenreactie van de regering kon niet lang uitblijven en op 15 augustus 1967 was de Marine Broadcasting Offences Act – die alle piratenuitzendingen verbood – een feit. Eén voor één keerden de zendschepen terug aan wal, vaak onder het gejoel van honderden fans. Enige uitzondering: de twee sloepen van Radio Caroline. Die zender legde eerst de dreigementen van de overheid naast zich neer, maar zou negen maanden later toch capituleren nadat Hollandse zeelui haar beide boten wegens onbetaalde facturen tegelijk in beslag namen.

Hoewel Radio Caroline later nog in verschillende hoedanigheden verrees en pas in 1990 definitief de geest gaf, zouden de zendpiraten nooit nog dezelfde, tot diep in de mainstream borende impact hebben. Niet alleen werden hun losse dj-stijl en hun aandacht voor rock- of andere ondergewaardeerde muziekgenres door zowat alle publieke omroepen overgenomen, de dissidente geest van de sixties verdampte sneller dan The Who ooit had kunnen vermoeden toen ze haar rebelse generatie bejubelde. ‘Toch ben ik trots op wat we hebben bereikt’, aldus Walker, die na zijn Radio Caroline-periode een tijd uit de ether werd verbannen, maar nadien bij de BBC aan de slag ging. ‘We hebben de muziekindustrie veranderd. En we hebben de radio veranderd.’

Paul Severs en co

Dat laatste gold ook in België en Nederland. Zo was Radio Veronica – afgeleid van de afkorting van ‘Vrije Radio Omroep Nederland’ – al in 1960 begonnen met het uitzenden van radioprogramma’s van op een schip in de Noordzee. Vijf jaar later was de Hollandse piratenzender goed voor 3,5 miljoen luisteraars in de Benelux, terwijl haar innoverende stijl – met jingles, hitparades en drive-in-shows aan wal – algauw de nodige navolging kreeg bij concurrerende kapers als Radio 227 en Radio Noordzee.

Ondanks het megasucces bleef het piratensprookje niet duren. Veronica zag zich gedwongen haar uitzendingen stop te zetten op 31 augustus 1974 toen de ‘anti-piratenwet’ – oftewel het Verdrag van Straatsburg – van kracht werd. De enige die desondanks toch doorging was een Vlaamse zender: Radio Mi Amigo. Die zond uit van op hetzelfde schip als Radio Caroline, verplaatste haar domicilie naar Spanje – het enige land dat het Verdrag van Straatsburg niet had ondertekend – en nam haar programma’s in het prille begin clandestien op in de Buizingense Suzywafelfabriek van eigenaar Sylvain Tack. ‘Met die Britse piratenzenders had Mi Amigo niet veel te maken’, weet Zaki. ‘De zender was vooral ontstaan uit de frustratie van sommige Vlaamse artiesten die naar hun mening te weinig op de publieke omroep werden gedraaid. Zo heeft Mi Amigo ondermeer de carrière van Paul Severs gemaakt.’ Een tekort aan financiën, stormschade aan het schip en de wettelijke verboden brachten uiteindelijk ook Mi Amigo tot zinken.

Anno 2009 schiet er niet veel meer over van de rebelse zendpiraten, tenzij de nostalgie die Curtis tot het wankele The Boat that Rocked inspireerde. ‘Nostalgie kijkt meestal door een vergrootglas’, geeft Zaki toe. ‘Maar daarom moet je de erfenis nog niet onderschatten. De economische bloei van de jaren 50 en 60 zorgde ervoor dat jongeren voldoende zakgeld hadden om hun eigen jongereneconomie te ondersteunen. Bijgevolg ontstond een muziekindustrie die naast de bestaande pop en klassieke muziek ook folk, blues en rock tot bij de massa bracht. Bovendien was er de pil die de seksuele daad van de voortplanting loskoppelde en een sterk gevoel van persoonlijke vrijheid teweeg bracht. En naast de emancipatie van de vrouw had je ook de emancipatie van minderheden zoals de Afro-Amerikanen. De radio verzorgde de soundtrack bij die sociale veranderingen.’ Eat your heart out, Peter Van de Veire!

the boat that rockedVanaf 6 mei in de bioscoop

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content