Vier prijsbeesten die Cannes over het hoofd zag

Geen Vlaamse films in Cannes dit jaar, al moeten we daar niet beledigd door zijn. Denk aan de niet-selectie van The Broken Circle Breakdown en de internationale roemtocht die daarop volgde. Vier latere filmklassiekers ondergingen hetzelfde lot.

Geen Vlaamse films in Cannes dit jaar, al moeten we daar niet geweldig beledigd door zijn: een afwijzing door Cannes hoeft een internationale roemtocht niet in de weg te staan – herinner u de niet-selectie van The Broken Circle Breakdown twee jaar geleden. Vier latere klassiekers die eerder door Cannes over hoofd werden gezien.

1. Hiroshima mon amour Alain Resnais, 1959

Ah, Cannes, waar zelfs de pogingen om controverse uit de weg te gaan controversieel zijn. Neem nu Hiroshima mon amour van Alain Resnais. Zat in 1959 oorspronkelijk netjes in de selectie, tot hij op de valreep alsnog werd geweerd uit de officiële competitie – hij ging er wel in première in een nevencompetitie. De reden: atoombommen lagen bij nader inzien toch iets te gevoelig qua thematiek en Cannes had geen zin in een rel met de Amerikaanse regering.

Nu ja, de kans dat Eisenhower na een negentig minuten durende, niet-chronologisch vertelde conversatie tussen Hem en Haar over de atoombom op Hiroshima, als metafoor voor een persoonlijke crisis, onverwijld zijn consul zou terugroepen uit Parijs, achten wij behoorlijk klein. De kans dat Eisenhower überhaupt iets van de film zou begrijpen, achten wij behoorlijk klein – niet dat wij iets van Eisenhowers filmsmaak weten. Ons vermoeden is dan ook: iemand moet zich plots gerealiseerd hebben dat hoewel die Amerikanen doorgaans geen woord Frans spreken, de woorden ‘Hiroshima’, ‘mon’ en ‘amour’ nog wel net zouden moeten lukken.

Niet hun beste beslissing, zo bleek. Orfeu negro van Marcel Camus zou uiteindelijk de Gouden Palm winnen, maar de film die iedereen in 1959 in Cannes wilde zien, was Hiroshima mon amour. De recensenten lauwerden hem met de allereerste Prijs van de Internationale Kritiek, het begin van een internationale zegetocht. Overigens: het jaar erop kreeg de film, enigszins ironisch, een Oscarnominatie voor beste scenario.

Zo lichtgeraakt zijn die Amerikanen ook weer niet.

2. A bout de soufflé Jean-Luc Godard, 1960

Tuurlijk, je kunt al eens een film missen. Een niet bijster bekende Franse regisseur die debuteert met een raar gemonteerd, met de handcamera gedraaid lowbudgetfilmpje met een onbekende acteur met kromme neus in de hoofdrol: je kunt zoiets al eens over het hoofd zien. Iederéén mist dingen. Alleen is het eerder stoem wanneer die film A bout de souffle is, de regisseur Jean-Luc Godard heet en die haakneus aan Jean-Paul Belmondo toebehoort.

De tijd heeft de neiging om je in zo’n geval ongelijk te geven, namelijk.

Voor de volledigheid: het is niet dat A bout de souffle niet te zien was op de editie van 1960. Godard was wel degelijk uitgenodigd op het festival. Alleen: toen hij aankwam in Cannes, bleek de film niet in competitie te zitten, zoals verwacht. Er was enkel een screening in een klein theater, weggestoken op de Rue d’Antibes. De officiële uitleg was dat de film al enkele maanden uit was in Frankrijk, de geruchten waren dat de organisatie opnieuw een film uit competitie had gehaald om de Amerikanen niet voor het hoofd te stoten. Eerder al was een parallelmontage gecensureerd waarin een rokkenjagende Belmondo die achter Jean Seberg aanloopt gecontrasteerd werd met een parade van De Gaulle – en die zo impliceerde dat de Franse politici achter de VS aanlopen.

Soit, duidelijkheid over de niet-selectie was er nooit, maar Cannes miste in 1960 wel zijn afspraak met de geschiedenis. A bout de souffle werd het icoon van de nouvelle vague, Godard inspireerde een hele generatie Amerikaanse filmmakers; Belmondo groeide uit tot dé acteur van de Franse cinema.

Pour la petite histoire: gevraagd naar wat hij van de hele heisa vond, antwoordde Godard: ‘Ik heb een gratis hotelkamer gekregen tijdens het festival. Dat was fijn.’

Frans cynisme: het blijft ons lievelingscynisme.

3. The Crying Game Neil Jordan, 1992

Ergens eind 1992, nadat The Crying Game zes Oscarnominaties in de wacht had gesleept, moeten de programmatoren van Cannes zich afgevraagd hebben: ‘Waarom zat die film niet bij ons in competitie?’

‘Ah ja, tuurlijk. We hebben hem geweigerd. Juist, ja.’

‘Twee keer.’

Soms kun je gewoon ook niet voorspellen wat er met een film gaat gebeuren. Met een budget van 2,3 miljoen pond, een soundtrack met Boy George en thema’s als het IRA en transgenderheid verwachtte niemand dat Neil Jordans film veel potten zou breken – zelfs zijn distributeurs niet. Dat de film niet in competitie ging in Cannes, was dan ook geen grote verrassing. Tot plots iemand op het lumineuze idee kwam om in de VS een campagne op te starten over ‘de plottwist die je niet op voorhand aan je vrienden mocht verraden’ – spoiler: het was een piemel – en The Crying Game over de oceaan een sleeperhit werd. Meer dan 60 miljoen dollar zou de film aan de box office opbrengen en na zes Oscarnominaties, waarvan hij er één verzilverde, groeide de film uit tot een klassieker van de nineties.

Niet slecht voor een film die Cannes-directeur Gilles Jacob ‘wel oké’ vond in het begin, maar waarvan hij ‘de toonwissel halverwege niet apprecieerde’.

We geloven dat de correcte uitdrukking hier ‘lik op stuk’ is.

4. Brokeback Mountain Ang Lee, 2005

U herinnert het zich wel: de triomf van Ang Lees Brokeback Mountain, oftewel de grote doorbraak van de mainstreamgaycinema. Gouden Leeuw in Venetië. Vier Bafta’s. Een European Film Award. Vier Golden Globes. Drie Oscars. Het ging hard voor Ang Lee in 2005.

Herinnert u zich niet: de passage van Brokeback Mountain in Cannes. Hoofdzakelijk omdat die er niet was. Al vroeg in 2005 liet de organisatie lekken dat ze ‘underwhelmed’ waren door Ang Lees vertelling over twee cowboys in een tentje – vrij vertaald: ‘We hadden er iets meer van verwacht, Ang.’ Toen de film niet geselecteerd werd voor de officiële competitie, deed Ang Lee iets wat zowat elke regisseur dezer dagen doet na een niet-selectie: hij stapte ermee naar een ander festival. In dit geval: Venetië, waar de film met alle aandacht ging lopen en aan zijn zegetocht begon.

Geinig wel: filmfestivals hebben er zowat een sport van gemaakt om films te bekronen die op een andere plek niet geselecteerd werden – zie ook: Vera Drake van Mike Leigh, die een jaar eerder in het dankwoord voor zijn Gouden Leeuw Cannes bedankte ‘om hem niet te selecteren’.

Cannes haastte zich achteraf om te zeggen dat ze geen afgewerkte versie van Brokeback Mountain te zien hadden gekregen – standaardprocedure inzake excuses – en probeerde het vier jaar later goed te maken door Ang Lees vergeetbare Taking Woodstock in de competitie op te nemen.

Dat laatste was ook niet hun beste beslissing.

Geert Zagers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content