Vier manieren waarop Hollywood de dood van JFK verwerkte

Het was de aanleiding voor Warhols zeefdrukken van Jackie O, inspireerde Simon & Garfunkel tot ‘The Sound of Silence’ en introduceerde het begrip ‘breaking news’ in het tv-journaal, maar het was vooral Hollywood dat de moord op John Fitzgerald Kennedy niet kon loslaten.

JFK Nu voor het eerst te koop op blu-ray (20th Century Fox).

Het was de aanleiding voor Warhols zeefdrukken van Jackie O, inspireerde Simon & Garfunkel tot The Sound of Silence en introduceerde het begrip ‘breaking news’ in het televisiejournaal, maar het was vooral Hollywood dat de moord op John Fitzgerald Kennedy niet kon loslaten. Bij de vijftigste verjaardag van zijn dood én de release van Parkland, dat de fatale gebeurtenissen van 22 november 1963 nog maar eens overdoet: vier manieren waarop Hollywood het trauma van Dallas probeerde te verwerken.

1. Het wiste Oswalds favoriete film

Pittig detail: zes weken voor Lee Harvey Oswald Kennedy neerschoot, keek hij op zaterdagavond én zondagnamiddag naar John Hustons We Were Strangers op televisie. In die avonturenfilm uit 1949 trekt vrijheidsstrijder John Garfield naar zijn geboorteland Cuba om er de president te vermoorden. Nogal pijnlijk toevallig: de scène waarin een politicus vermoord wordt terwijl hij in een open cabriolet rondrijdt én die waarin een vrijheidsstrijder gearresteerd wordt voor het verspreiden van Free Cuba-flyers in de straten van Havana – Oswald was enkele maanden eerder opgepakt voor het verspreiden van Fair Play for Cuba-strooibrieven. Gelukkig voor Hollywood bestond het woord ‘copycat’ nog niet in 1963, maar het reageerde wel door de film meteen uit roulatie te halen. Pas in 2005, ruim veertig jaar na de moord, is We Were Strangers – niet Hustons beste, toegegeven – opnieuw te zien, ruim twintig jaar nadat al zijn andere films op VHS waren verschenen.

Het was niet de enige film die zou verdwijnen in de nasleep van JFK. Suddenly, een film noir uit 1954 met Frank Sinatra, waarin een aanslag op de president (vanuit een raam door een gebrainwashte sniper) wordt beraamd, werd twintig jaar uit roulatie gehaald nadat geruchten waren opgedoken dat Oswald ook die film gezien had. The Manchurian Candidate, dat in 1962, een jaar voor de moord, in de zalen kwam en een gelijkaardig verhaal vertelde – ook met Sinatra trouwens – leek tot 1988 van de aardbol verdwenen. Ironisch: het was een telefoontje van Kennedy zelf dat destijds, op vraag van Sinatra, de producenten ervan overtuigde om de film te maken.

2. Het werd gewelddadiger

Vier jaar na de moord op Kennedy brengt Arthur Penn Bonnie & Clyde naar het grote scherm. Een film die Amerika zou schokken, vooral dan met het realisme van de eindscène: Warren Beaty en Faye Dunaway die in een Ford V8 neergekogeld worden in een spervuur van tommyguns. Eén shot viel daarbij in het bijzonder op: de slow-motionbeelden van de kogels die Clydes hoofd doorboren en stukken van zijn schedel wegslaan tegen de auto. Een scène waar Penn op stond: het was zijn referentie naar de moord op JFK.

Nooit ontploften er meer landmarks in Hollywood dan na 9/11, decennia eerder zette de moord op Kennedy iets gelijkaardigs in gang. Bonnie & Clyde was het begin van een golf realistisch geweld, die zich zou doorzetten tot in de jaren zeventig, met Sam Peckinpahs The Wild Bunch (1969), Don Siegels Dirty Harry (1971) en Stanley Kubricks A Clockwork Orange (1971). Het gevolg van de herziening van de Production Code in 1966, maar ook van de veranderde beeldcultuur omtrent geweld. Realistisch geweld was via de televisie in de Amerikaanse huiskamer binnengedrongen. Vooral de gruwel van Vietnam, uiteraard, maar ook de moord op JFK. Het is iets wat makkelijk vergeten wordt: hoe iconisch de 26,6 seconden film die Abraham Zapruder toevallig op Dealey Plaza schoot ook geworden zijn, het blijft in essentie de bekendste, meest bekeken en meest bestudeerde snuff movie, met een ongeziene graad van gewelddadig realisme. Die zijn impact op Hollywood dan ook niet heeft gemist.

Al dient daarbij wel één nuance gemaakt te worden: tot 1975 kenden de Amerikanen enkel de stills van de Zapruderfilm. Het weekblad Life, dat de beelden van Zapruder kocht, hield ze tot dan uitsluitend voor zich. Fascinerend wel: de beelden die iedereen zich van de moord lijkt te herinneren, heeft niemand destijds zelf gezien.

3. Het veranderde de waarheid Volgens een onderzoek van Associated Press van april dit jaar geloven zes op de tien Amerikanen dat meer dan één dader verantwoordelijk is voor de moord op Kennedy – slechts één op de vier vertrouwt op de lone gunman-theorie van de Warrencommissie. Het is wellicht de grootste erfenis van JFK: de paranoia in de VS, die na de moord nooit meer zou gaan liggen.

De rol van Oliver Stones JFK uit 1991 kan daarin nauwelijks overschat worden. Vraag naar bewijzen voor meerdere schutters en je krijgt begrippen als ‘back and to the left’ en ‘magical bullet’ te horen, waarmee respectievelijk bedoeld wordt dat Kennedy’s hoofd in de Zapruderfilm naar achter slaat – en hij dus langs voor moet zijn neergeschoten – en dat de kogel die hem en de man voor hem, gouverneur John Connally, verwondde een eigenaardig traject aflegde. Twee begrippen waar je niet anders kunt dan je er Kevin Costners hoofd bij voorstellen. Twee begrippen die door experts herhaaldelijk ook zijn weerlegd, maar: die experts zaten niet in Stones film. De tientallen fouten en overdrijvingen die Stone maakte in wat hij zelf een ’tegenmythe’ noemde, is de interpretatie geworden van wat er zich in Dallas heeft afgespeeld. De fictie heeft de realiteit veranderd.

In essentie is JFK een poging van Hollywood – en de VS in het algemeen – om betekenis te geven aan de absurditeit van wat er gebeurd is. Kennedy is niet zomaar gestorven, hij was het slachtoffer van Cuba, de Koude Oorlog, het militaire complex of de maffia. Dat één geïsoleerde man een president kon vermoorden, was zo absurd dat ‘je er ofwel apathisch, ofwel paranoïde van kon worden’, aldus schrijver Norman Mailer. Amerika – en Hollywood – kozen ervoor om paranoïde te worden.

4. Het deed het nog eens over

‘Everything would be different now if I’d been half as paranoid then’, aldus Frank Horrigan in In the Line of Fire, een rol van Clint Eastwood uit 1993. Zijn personage was geïnspireerd op een andere Clint: Clint Ivens, de geheim agent die meteen na de fatale schoten in de auto springt om Kennedy en zijn vrouw te beschermen. Horrigan geeft Ivens een tweede kans: in In the Line of Fire mag hij, verteerd door schuldgevoel, het nog eens proberen. Met succes deze keer: Horrigan werpt zich in de slotscène, dankzij zijn obsessieve paranoïa, voor de kogel bestemd voor de president. Het was, na de paranoïafilms tot dan – zie ook: The Parallax View (1974), Three Days of the Condor (1975) – een nieuwe manier om met de spijt over 22 november 1963 om te gaan: de tweede kans. ‘Wat als we toen al zo paranoïa waren geweest, hadden we dan de moord kunnen verijdelen?’

Het is een vreemd soort catharsis, waar Hollywood wel vaker naar teruggrijpt. Zie ook: Rambo: First Blood Part II (1985), waarin Sylvester Stallone de Vietnamoorlog losjes mag overdoen – en deze keer winnen – of de tv-serie Homeland, dat vertrekt vanuit het schuldgevoel van Claire Danes over 9/11. Niets zo efficiënt om een trauma te verteren dan een wat-alsscenario.

Iets waar ook Stephen King mee speelde in 22.11.1963, waarin een tijdreiziger probeert de moord op Kennedy te voorkomen. Al moet het gezegd: het meest geloofwaardige wat-alsscenario is wellicht dat van Mayor Quimby – Mayor Joseph Fitzgerald Quimby eigenlijk – in The Simpsons. Een dikkige womanizer met een Bostons accent: heel erg ver van de waarheid kan het niet zijn. ‘Ich bin ein Springfielder!’

Geert Zagers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content