Het Dardennenoffensief: “We maken geen films voor drie man en een paardenkop”

De broers Dardenne doen een gooi naar hun derde Gouden Palm met Le Gamin au Vélo. Les Dardennes sont morts. Vive les Dardennes! ‘Já, ook wij willen hits scoren.’

Een scheut sociale ellende? Check! Een cast vol Waalse karakterkoppen? Check! Een moeizame vader-zoonrelatie? Check! Op het eerste gezicht lijkt Le gamin au vélo opnieuw vintage Dardenne, en toch verschilt de achtste langspeler van de Luikse broers als dag en nacht van grimmige mokerslagen als Rosetta (1999), Le fils (2002) en L’Enfant (2005).

Dat ‘dag’ en ‘nacht’ mag je trouwens bijna letterlijk nemen. Le gamin au vélo is immers de eerste film die Luc en Jean-Pierre Dardenne tijdens de zomer draaiden, met een verrassend zonnige feel en warme teneur tot gevolg. Bovendien gidsen ze je deze keer niet alleen langs grauwe cités en duistere achtersteegjes. Ze laten je zowaar ook de groene weiden en stadsparken zien in en rond hun vertrouwde habitat Seraing.

Dat doen ze in het kielzog van de bijna twaalfjarige Cyril, die op zijn fietsje als een bezetene door de film raast. Sinds Cyril door zijn vader in een kindertehuis werd gedropt wil hij namelijk maar één ding: zo snel mogelijk zijn pa terugvinden. Alleen heeft die geen adres of telefoonnummer achtergelaten, zodat de koppige knul enkel nog terecht kan bij Samantha, een coiffeuse die zich tijdens de weekends over hem ontfermt.

Dat de rol van Cyril in deze sociaal-realistische fabel met opmerkelijk naturel wordt vertolkt door een nieuwkomer – in casu: Thomas Doret – of dat habitués als Jérémie Renier, Olivier Gourmet en Fabrizio Rongione in bijrollen opduiken: wie ooit een Dardennefilm heeft gezien, zal het zeker niet verbazen. Wel opmerkelijk daarentegen is de aanwezigheid van Cécile de France als Samantha. Is de Naamse topactrice die onlangs nog te zien was in Clint Eastwoods Hereafter tenslotte niet té bekend?

‘We wilden al langer ook eens met een beroemde actrice werken’, legt Luc Dardenne uit. ‘Niet noodzakelijk met Cécile, maar wel iemand die ons universum overstijgt. Alleen moest het de juiste rol in het juiste verhaal zijn. In Le gamin lijkt Samantha een goede fee, omdat zij diegene is die Cyril beschermt en uit zijn grauwe realiteit wegneemt. Als kapster is ze bovendien met uiterlijkheden en fysieke dingen bezig, zodat het logisch was dat ze er goed en een tikje wulps uit zag. Ze is onze Anna Magnani, onze Mamma Roma. (Lacht) Toen alle puzzelstukjes in elkaar pasten, dachten Jean-Pierre en ik meteen aan Cécile.’

Hoewel Le gamin au vélo met zijn uitgepuurde vertelstijl en morele thematiek bij hun eerdere werk aansluit, is het dankzij dat vleugje workingclassglamour en de optimistische toon ook hun meest toegankelijke film tot nu toe. Of die discrete make-over hen na Rosetta en L’Enfant voor de derde keer de Gouden Palm oplevert? Aan Robert de Niro en zijn jury om nos compatriotes al dan niet tot Cannesrecordhouders te promoveren.

‘Deze keer wilden we een realistisch sprookje vertellen’, hoorde ik jullie zeggen. Wat houdt dat concreet in? Luc Dardenne: We hadden twee verhalen die op een bepaald moment in elkaar zijn gevloeid. In het prille begin ging het over een Japans jongetje. Toen we Le fils in Japan uitbrachten, was daar een campagne tegen de doodstaf aan de gang. Onze film werd vertoond voor een debat waar een jeugdrechter ons vertelde over een jongen die door zijn vader in een weeshuis was achtergelaten en daarna nooit meer iets van hem had gehoord. Toen we drie jaar later L’Enfant in Japan gingen voorstellen, hebben we die jeugdrechter teruggezien. We vroegen ons af: Kunnen we dat verhaal niet koppelen aan het verhaal over een dokteres waarmee we al enige tijd bezig zijn? Kunnen we van dat Japanse jongetje geen verlaten kind van bij ons maken en van de dokteres een gewone vrouw die zich over hem ontfermt en daardoor haar woede kanaliseert? Zo zijn Cyril en Samantha geboren.

Daarmee heb je wel nog niet per se een sprookje. Luc: Klopt. Maar we wilden de film absoluut in de zomer draaien met meer licht en kleuren en onmiddellijk hadden we ook het beeld van dat jongetje met zijn fiets in gedachten. Bovendien zagen we dat kapsalon al voor ons, net zoals het bos dat het verhaal iets sprookjesachtigs geeft. Cyril is constant in het rood gekleed, wat doet denken aan Roodkapje en al die andere spookjes die over volwassen worden en het verlies van onschuld gaan. Vandaar dat we ervoor gekozen hebben om de andere personages op hun beurt iets puurs en symbolisch mee te geven – op het naïeve af. Je hebt de slechterik die Cyril op het verkeerde pad brengt, en er is Samantha als de goede fee. Je voelt dat je meer in een vertelling dan in de realiteit zit.

Jullie vorige films lieten zich telkens lezen als sociaal-realistische parabels over goed en kwaad. Schuilt er een moralist in jullie beiden, of een verdoken nonkel pater?

Jean-Pierre Dardenne: (Lacht) Bespaar ons dat. Parabel is een te zwaar woord. Het feit dat het deze keer over een twaalfjarig jongetje en niet over een adolescent of een volwassene gaat, versterkt dat parabelgevoel natuurlijk. Dat Cyril ongeveer twaalf is, op de grens tussen kind en volwassene, was in elk geval cruciaal. Mocht hij ouder zijn, dan zou zijn zoektocht naar zijn vader iets wraakzuchtigs en agressiefs krijgen. Nu is het een puur verlangen naar geborgenheid dat hem drijft. Toen we de acteur zochten, hadden we twee eisen: hij moest er twaalf uitzien en mocht zeker niet groter zijn dan 1 meter veertig. Of hij blond, bruin en zwart was, maakte niets uit.

Uiteindelijk werd het Thomas Doret, die een geweldig debuut maakt zoals Jérémie Renier en Emilie Dequenne indertijd in ‘La promesse’ en ‘Rosetta’. Waar vinden jullie toch telkens die natuurtalenten? Luc: Je moet geluk hebben. Hij was de vijfde van de vijftig jongetjes die we op de casting hadden uitgenodigd. We lieten hen de openingsscène spelen waarin Cyril zijn vader aan de lijn tracht te krijgen. Thomas sprak de zinnen uit met een ongelofelijke zeggingskracht en concentratie. We geloofden hem meteen. Thomas is dertien en een intelligente jongen die het uitstekend doet op school. Hij begreep ook perfect de gelaagdheid van het verhaal. Waarom hij Samantha aanspreekt met Sam bijvoorbeeld: omdat ze voor hem zowel de vader- als de moederrol op zich neemt.

Haar naam verwijst toevallig ook niet naar de barmhartige Samaritaan? Jean-Pierre: Daar hebben we zelfs nooit aan gedacht. Van nu af aan leg ik het zo uit aan de journalisten. Bedankt voor de tip! (Lacht)

Zoals gewoonlijk hebben jullie een maand vooraf met de acteurs gerepeteerd. Wordt het verhaal dan nog aangepast? Luc: Neen, alles staat vooraf op papier. Niets is geïmproviseerd, maar door alle scènes vooraf samen grondig te bekijken, neem je onzekerheden weg bij de acteurs. Zo komt hun spel achteraf natuurlijk en geïmproviseerd over. Het grootste probleem was deze keer om Thomas te leren ook fysiek te spelen en voor de camera de juiste houding aan te nemen. Het is een kleine intellectueel die wellicht nog nooit gevochten heeft op de speelplaats, maar zijn personage krijgt én deelt wel klappen uit. Ook een vrouw vastnemen die niet je moeder is, is voor een dertienjarige niet evident. Vandaar dat we hem niks hebben opgelegd en hem in die fysieke scènes zoveel mogelijk zichzelf lieten zijn. We hebben zijn tics en houdingen als het ware als vampiers opgezogen.

Jean-Pierre: Je mag kinderen niet forceren. Het is riskant: als je ze vraagt om zus of zo te doen, zullen ze de volwassene willen gehoorzamen en is alle spontaneïteit weg. We wilden alles vanuit zijn standpunt filmen. Onze cameraman had een speciaal gebouwd harnas om zijn borst op Cyrils ooghoogte.

Een minder evident keuze is zoals gezegd Cecile de France. Vreesden jullie toch niet dat haar persona voor extra ballast zou zorgen in wat in wezen een simpel verhaal is?

Luc: Neen. Cécile heeft iets vanzelfsprekends en lumineus, wat belangrijk is, aangezien we nergens verklaren waarom Samantha zich over Cyril ontfermt. De kijker gaat spontaan met haar mee en stelt zich geen vragen die er niet toe doen. Bovendien kan een grote naam als Cécile misschien een bepaald publiek op de been brengen dat anders nooit naar onze films komt kijken. Dat is natuurlijk niet de hoofdreden waarom we haar hebben gecast, maar het speelde toch mee.

Jullie worden door critici op handen gedragen en jullie films gaan de wereld rond, maar commercieel vallen ze – zelfs in België – meestal tegen. Dat frustreert blijkbaar? Jean-Pierre: We leven niet op een andere planeet. We wéten dat mensen ons met zware sociale drama’s associëren. Vandaar dat Le gamin lichter en opener is. Het is een zomers avontuur dat ondanks de zware topics vrijheid en levenslust uitstraalt. Draaien tijdens de zomer deed ons trouwens deugd. De dagen waren langer en voor één keer stonden we op de set tenminste niet te verkleumen.

Luc: Ook wij willen hits scoren. Regisseurs die anders beweren, liegen. Toen we de Gouden Palm wonnen met Rosetta en L’Enfant haalden we in België driehonderdduizend entrees, wat veel is voor ons soort films. Le fils, die zwaarder en donkerder was, haalde daarentegen maar vijfenveertigduizend entrees. We hopen dat Le gamin het beter doet, want we maken nu eenmaal geen films voor drie man en een paardenkop. Anderzijds willen we het publiek zeker niet achterna hollen. Het publiek komt als het moet komen. Punt.

Al dan niet de Gouden Palm winnen maakt commercieel dus een wereld van verschil uit? Jean-Pierre: Absoluut. Vorig jaar won Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives, een geweldige film, maar wel pure kunstcinema met zelfs iets museaals. Misschien hebben daarom weinig mensen de film gezien, maar zonder Gouden Palm zou hij wellicht geeneens de bioscoop hebben gehaald. Film zonder verhaal, als een reeks tekens op een wit doek, interesseert ons niet, hoe fascinerend die extreme limieten van de cinema ook mogen zijn.

Luc: (Knikt) Fascinerend voor regisseurs, niet voor het publiek: dat is het probleem. Ik heb de nood om begrijpbare verhalen te vertellen echter nooit aangevoeld als compromissen sluiten. Je moet gewoon je eigen stem vinden, je evenwicht tussen kunst en commercie. Volgens mij zijn we daar deze keer goed in geslaagd.

Jean-Pierre: Wait and see. Zeker ben je nooit. Le gamin komt uit op 18 mei, dezelfde dag als The Tree of Life van Terrence Malick. En is er ook La conquête, die Sarkozybiopic waarrond in Frankrijk veel te doen is. Plus: We hangen ook van het weer af. Hopelijk regent het oude wijven.

Toch zien jullie naar verluidt liever Standard kampioen worden dan dat jullie een derde Gouden Palm winnen. Jean-Pierre: (Lacht) Dat zeiden we natuurlijk om de vraag te ontlopen, maar het zou wel een mooie troost zijn als we in Cannes niets winnen. Het zit erin, al verdient Genk de titel misschien nog meer. Zolang het maar niet Anderlecht wordt, onze erfvijanden.

Nooit gedacht dat jullie halve hooligans waren.

Luc: (Enthousiast) We zijn van kindsbeen af felle supporters. We hebben alle twee bij de jeugdelftallen van Standard gespeeld en we gaan kijken wanneer we kunnen. Het is trouwens de meest Belgische club die er is. Yves Leterme zit vaak in de tribune, de helft van onze fans zijn Limburgers en we kunnen de tegenpartij in beide landstalen jennen. (Lacht)

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content