Submarino: Doorleefd en meeslepend

Twaalf jaar na ‘Festen’ gaat Thomas Vinterberg opnieuw de disfunctionele familietoer op in dit topzware drama over twee marginale broers.

Submarino **

Thomas Vinterberg met Jakob Cedergren, Peter Plaugborg, Gustav Fischer Kjaerulff

Laat je niet misleiden door de titel: met duikboten heeft de nieuwste van Thomas Vinterberg geen ruk te maken. Wel daalt de ooit gefêteerde maker van Festen af tot in de onderste regionen van de Deense maatschappij. Daar stoot hij op Nick, een marginale patser die zijn problemen wegzuipt of van zich afknokt. En op diens jongere broer, een junk die begint te dealen om zijn zoontje een betere toekomst te bieden.

Hoe beide thirtysomethings – de ene een nog grotere onheilsmagneet dan de andere – ooit in die ellende zijn beland, legt Vinterberg uit in een snoeiharde proloog. In een flashback naar hun lamlendige jeugd zie je hoe Nick en zijn ‘lillebrör’ als whitetrashkids door hun zuipschuit van een moeder aan hun lot worden overgelaten. Nog voor de openingscredits over het doek zijn gerold, toont Vinterberg je het trauma dat beiden voor het leven en bijgevolg ook voor het vervolg van dit exclusief door junks, outcasts en bimbo’s bevolkte sociodrama heeft getekend.

Net als in zijn klassiek geworden doorbraakfilm Festen zoekt Vinterberg de oorzaak van sociale en psychologische ellende in disfunctionele families en onverwerkte verledens. Alleen houdt daar elke gelijkenis tussen beide films op. Van de Spartaanse regels van het in 1995 door Vinterberg en Lars von Trier opgestelde Dogmemanifest schieten er in Submarino niet zo veel meer over. Zo kiest Vinterberg deze keer niet uitsluitend voor een handbewogen véritéstijl met enkel natuurlijk licht en geluid, hij voegt er ook statische en observerende shots aan toe. De man deinst er zelfs niet voor terug om af en toe een emomuziekje op de klankband te kwakken.

Jammer genoeg is het net die overbodige opsmuk die de verfilming van Jonas T. Bengtssons gelijknamige roman bij vlagen ongewild in de richting van een miserabilistische zelfparodie dreigt te duwen. Tenslotte is het verhaal over woede, verlies en frustratie kloek genoeg om op eigen benen te staan, terwijl Vinterberg ook gepast weet te zappen tussen beide, autodestructieve broers. Daarenboven lijken hoofdrolspelers Jakob Cedergren en Peter Plaugborg ook écht uit een of ander leger des heils-centrum geplukt en kun je hun kots, pis en existentiële degout haast ruiken.

Eindbilan: doorleefde en meeslepende, maar af en toe ook nodeloos opgesmukte Scandinavische somberte, waarvan zelfs August Strindberg depri zou worden.

Dave Mestdach

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content