Recensie ‘Jour de fête’, digitaal opgeboend

Jacques Tati’s langspeeldebuut Jour de fête – nu uit in gerestaureerde versie – blijft een feest voor jong en oud. Allons-y, nostalgietrippers.

Jour de fête ****Jacques Tati met Jacques Tati, Guy Decomble, Paul Frankeur

In de zomer van 1947, toen generaal De Gaulle God in Frankrijk was, Jean Robic la Grande Boucle won en elke Fransoos een baret droeg en Gitanes pafte, draaide Jacques Tati zijn eerste langspeler, Jour de fête. En dat in het bijna belachelijk bucolische dorpje Sainte-Sévère-sur-Indre – waar hij onderdak had gevonden tijdens de oorlog – pal in het midden van la douce France en zo typisch Frans dat je bijna zou vermoeden dat de Amerikanen het in Hollywood hadden nagebouwd.

Toch zou het uiteindelijk nog bijna twee jaar duren vooraleer Tati’s heerlijke, knap opgebouwde en perfect getimede slapstickkomedie in de zalen kwam, wat vooral met het experimentele Thomson-kleurenprocédé te maken had. Normaal had Jour de Fête immers één van de allereerste Franse kleurenfilms moeten worden, tot bleek dat er van de Thomson-versie geen kopie kon worden gemaakt. Tati moest bijgevolg in 1949 toch de tegelijkertijd gedraaide zwart-witversie uitbrengen.

Het is die laatste, klassiek geworden versie – in 1994 slaagde men er alsnog in om de Thomson-variant te reconstrueren – die nu digitaal is opgeboend en opnieuw in de Belgische bioscopen wordt gebracht. Daarin is van Tati’s bekendste typetje monsieur Hulot, de te lange slungel met de eeuwige pijp, de te korte regenjas en te korte pantalon, nog geen sprake, al bevat de film wel al de kiemen die van Tati een van de invloedrijkste en meest innoverende filmmakers van zijn generatie zouden maken.

Onder de kluchtige, escapistische façade schuilt namelijk een melancholische ziel die zelfs anno 1947 al deels passé werd bevonden, plus een satirische kijk op ‘de vooruitgang’, die hier wordt geïncarneerd door postbode François, de strompelende en mompelende Tati zelve. Die laatste haalt met zijn gammele fiets de meest halsbrekende toeren uit om zijn spottende dorpsgenoten te bewijzen dat men ook zonder moderne, technologische gadgets op een snelle en efficiënte manier post kan bezorgen. En dat terwijl het dorp zich opmaakt voor de jaarlijkse kermis bij le Quatorze Juillet.

Terwijl running gags worden afgewisseld met romantische intermezzi en absurde sitcom etaleert Tati zijn voorliefde voor puur visuele gags en gunt hij zichzelf amper een close-up. Toch is het pas een decennium later en na het kassucces van Les Vacances de monsieur Hulot (1953) dat hij zijn strak uitgepuurde en abstraherende stijl zou perfectioneren in modernistische meesterwerken als Mon Oncle (1958) en Playtime (1968). Rep je met de fiets richting bioscoop voor deze tijdloze nostalgietrip van de komische reus van de Franse film; een nog steeds van vitaliteit sprankelend relict uit de tijd dat acrobatische stunts nog niet uit een computer werden getoverd, men zijn geheugen nog niet had verkocht aan het internet en de term retromanie nog moest worden uitgevonden.

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content