De filosofie van de griezelfilm: ‘Horror legt de bril bloot waardoor we naar de wereld kijken’

It van Stephen King © /

Horrorfilms en andere vormen van choquerende kunst wapenen ons volgens historicus en filosoof Dimitri Goossens tegen de harde werkelijkheid. ‘Het is dansen op de rand van de afgrond.’

Wie de Nederlandse media volgt, heeft Dimitri Goossens er al meermaals zien opduiken als ‘de horrorprofessor’. Een etiket dat hem niet helemaal ligt. Om te beginnen is hij geen professor, maar docent culturele stromingen aan het conservatorium van Antwerpen. Na de uren werkt hij al enkele jaren aan een doctoraat, maar niet enkel over horror. ‘Ik stel mij de vraag of er nog plaats is voor sacraliteit in choquerende kunst en beeldcultuur, waaronder horror dus, met betrekking tot de dood. Daar komen mijn drie interesses samen: de dood, de drang naar sacraliteit en de beeldcultuur.’

Een belangrijk aspect in uw onderzoek is het begrip transgressie.

DIMITRI GOOSSENS: Ik werk vooral vanuit de inzichten van Georges Bataille, aan wie ik het concept ontleen. Hij ziet in de natuur een fundamentele, verspillende kracht. Alles dat opkomt in de natuur, moet ook vergaan. Als mensen willen wij een plooi in dat proces maken, en die heet beschaving.

Maar daarmee veranderen wij die verspillende natuur niet. Haar kracht is er nog steeds, ook in ieder van ons. We blijven dus altijd kinderen van het exces, die worden geconfronteerd met normen en waarden. En af en toe volgen we het exces, flirten we met die normen en waarden. Denk aan mensen die voor de stieren in Pamplona gaan lopen, of mensen die bijzonder choquerende horrorfilms bekijken. Vergelijk het met dansen op de rand van de afgrond.

Dimitri Goossens
Dimitri Goossens© Dimitri Goossens

Stephen King zei ooit: ‘We make up horrors to help us cope with the real ones.’ Houdt dat idee filosofisch steek?

GOOSSENS: Absoluut. De horrorfilm werkt een beetje als het schild dat Perseus in de legende gebruikt om Medusa te zien. Hij kan haar niet rechtstreeks aankijken, want dan versteent hij. Daarom maakt hij gebruik van reflectie. Transgressieve kunst doet hetzelfde, omdat ze je over de grens kan laten gaan, maar altijd een spelelement in zich heeft. Je gaat nooit voorbij the point of no return.

Choquerende kunst biedt een interessante kans om op een realistische, gewapende manier in de werkelijkheid te staan. Wat je nu ziet, is dat de beeldcultuur steeds meer alle negatieve elementen verbant. Onze kinderen worden constant ondergedompeld in een Samson & Gert-wereld, waarin iedereen gelukkig is en alle kindjes vriendjes zijn. Ik geloof meer in de aanpak van Stephen King of Tim Burton. Zij kunnen gruwel brengen, ook voor een jonger publiek, zonder dat die de kijker of lezer volledig traumatiseert.

U gaat ook aan de slag met het idee van het abjecte, een concept van de Franse Julia Kristeva.

GOOSSENS: Het abjecte is dat wat je niet in een categorie kunt plaatsen. Als je gaat onderzoeken wat we als monsterlijk beschouwen of hoe we monsters voorstellen in kinderverhalen, zitten die creaturen altijd in het abjecte, ze vallen buiten de vakjes die we hanteren. Wanneer je kinderen op een gecontroleerde manier confronteert met monsters via cultuur, leer je ze hoe onze cultuur kijkt, waar ze haar grenzen legt en hoe haar normen en waarden in elkaar zitten. Of zoals Kant het zou zeggen: horror legt de bril bloot waardoor we naar de werkelijkheid kijken.

Heel onze beeld- en reclamecultuur probeert ons onze sterfelijkheid te doen vergeten. Als er dan choquerende beelden op ons afkomen, reageren we hard.

Het weinige filosofische werk over horror situeert zich vooral in de Angelsaksische filosofische traditie. Maar u werkt, naast Kristeva, vooral met continentale filosofen zoals Heidegger.

GOOSSENS: In zijn magnum opus Sein und Zeit schrijft hij dat we ons heel gemakkelijk laten meeslepen in het men: men zegt en vindt vanalles. Om tot de eigenlijke bestaanswijze te komen, te verenkelen, moet je schrik doormaken. Wie door de poort van angst gaat, komt dus tot een meer authentieke manier van zijn. De shock werpt ons terug op die angst, gooit ons uit onze alledaagsheid en biedt de kans of mogelijkheid tot een ander perspectief.

U bent niet enkel met angst bezig in de cultuur, u trekt uw bevindingen ook door naar onze huidige veiligheidsdiscours.

GOOSSENS: Ik schreef mijn licentiaatsstudie over voyeurisme en de veiligheidsmaatschappij. Via het werk van vooral Michel Foucault onderzocht ik waarom mensen de drang hebben om te bewaken en bewaakt te worden.

Nu, jaren later, ontdekte ik dat het voorwoord in het Oeuvre complète van Bataille geschreven werd door Foucault. De link tussen beide onderzoeken is de drang naar de godspositie. Wie anderen met een camera observeert, ziet zonder zelf gezien worden en kan zijn eigen, kwetsbare lichaam even opschorten. De voyeurspositie is dus ook de godspositie, maar de positie van de bewaakte is dat ook. Beveiligd worden versterkt het geloof dat je niets kan overkomen.

Ons hele leven is erop gericht om te verdringen dat we kwetsbare lichamen zijn. We gaan naar de plastische chirurg om te ontkennen dat we ouder worden. Heel onze beeld- en reclamecultuur probeert ons onze sterfelijkheid te doen vergeten.

Als er dan choquerende beelden op ons afkomen, reageren we hard. Tegelijk trekt ons die aan. Op die manier worden beveiliging en horror communicerende vaten: hoe meer je beveiligt, hoe saaier en vervelender de samenleving wordt, hoe meer mensen op de proppen zullen komen met steeds extremere vormen van kunst en beeldcultuur.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content