Actrice Natali Broods: ‘Roken, schieten, seks: het kon wel tellen als vuurdoop’

© Jef Boes

Als je leven verfilmd wordt, welke scènes moeten er dan zeker in? We vroegen het aan actrice Natali Broods. Haar kinderen zijn vier, net de leeftijd waarop zijzelf op vakantie haar ‘grote haaimoment’ meemaakte. ‘Die beesten hebben alles door elkaar geschud, tot op vandaag.

De making-of

Een terras in de schaduw van een twintig meter hoge beeldengroep op het Zuid in Antwerpen. De wind waait waarheen hij wil. In snelle, felgekleurde wagens scheuren patsers de stilte aan flarden. Het is iets na tweeën, maar voor Natali Broods (40) is het ochtend. Ze heeft er een nachtelijke opname op zitten. Voor de televisieserie Over water, geschreven door Tom Lenaerts en Paul Baeten Gronda.

Twee dagen geleden was ze nog in Malaga, waar ze de laatste scènes van De infiltrant inblikte, nog een nieuwe reeks, van de makers van Eigen kweek, met voorts Geert Van Rampelberg, Dirk Roofthooft en Peter Van den Begin.

‘Na de geboorte van mijn kinderen had ik me voorgenomen om geen twee opnames tegelijk meer te draaien’, zegt ze terwijl ze een koffie verkeerd bestelt. ‘Maar de dingen zijn snel te leuk, mijn eeuwige probleem.’

SCÈNE 1: het grote haaimoment

Een meisje staat op het achterdek van een overzetboot op de Egeïsche Zee. De kust van Griekenland is een schimmige lijn in de verte. De buik van de ferry is met wagens gevuld. Als betoverd tuurt het meisje naar de schuimkoppen aan haar voeten.

‘Kijk daar’, wijst moeder. ‘Die vinnen, zouden dat haaien zijn?’

Het meisje schrikt en vraagt wat dat zijn, haaien.

Die ‘doe maar normaal, dat is al gek genoeg’-mentaliteit is er nog, maar ze ebt gelukkig weg

‘Grote, gevaarlijke vissen’, antwoordt vader. ‘Ze eten met gemak mensen op.’

Twee weken voor de afreis heeft het meisje haar mooiste kleren in een koffer gestopt, netjes gevouwen. Zo hard keek ze ernaar uit. Haar twee jaar oudere zus, haar ouders, het bevriende koppel met hun even oude kinderen: ze zouden er allemaal zijn.

Op het vliegtuig tussen Brussel en Athene rookte vader rustig een sigaret. Het is juli 1980. John Lennon leeft nog. Vliegtuigen hebben nog asbakken. Het meisje is vier, ze gelooft nog in rechtvaardigheid.

En toen kwamen de haaien.

‘Als ik het vandaag vertel,’ zegt Natali Broods, ‘klinkt het banaal. Maar op het moment zelf voelde het echt als een kantelpunt. Alsof iemand een domper op de feestvreugde zette. Tot dan was er niets aan de hand. Ik kon weleens droevig zijn of kwaad, zoals elk kind, maar ach, wat stelt het voor? Na het zien van die haaien – ik weet nog altijd niet of het effectief haaien waren – veranderde er iets. Opeens kwam het besef van de dood binnen, van vergankelijkheid en nog het meest van onrechtvaardigheid. Ik werd er opstandig van. “Ik ben toch goed?” dacht ik. “Ik doe toch niemand kwaad?” Die haaien hebben alles door elkaar geschud. Het effect duurt tot vandaag. Ik denk nog vaak over mijn vergankelijkheid en over de oneerlijkheid in de wereld na. Ik heb schrik om dood te gaan, zoals ik voor veel dingen die ik niet ken schrik heb, maar nog erger vind ik het leed in de wereld. Het vreselijke is dat er met het ouder worden gewenning optreedt. Je draait je ogen weg of schakelt de tv uit.’

Broods is geboren in 1976. In haar jeugdjaren trekt op tv – naast Carolientje, Jacobus en Corneel – elke avond een stoet naamloze kinderen uit Afrika voorbij. Biafra is een plek die alle westerlingen blindelings op de kaart kunnen aanduiden.

Haar ouders zijn zelfstandigen. Vader is loodgieter, moeder neemt de administratie op zich. Verspilling is uit den boze. De vaste aanmaning aan tafel: ‘Eet je bord leeg, de kindjes in Afrika hebben niets.’ Het verband tussen Biafra en de korstjes in de kantlijn van haar bord ziet ze niet meteen.

‘Maar dan hoor je jezelf bijna veertig jaar later tegen je eigen kinderen zeggen: “Kom, we gaan opruimen, want hier ligt te veel speelgoed en er zijn zo veel kindjes zonder speelgoed.”‘

Haar kinderen zijn nu even oud als zij die dag, op de boot voor de Griekse kust.

‘In vergelijking met mijn zonen heb ik weinig fantasie’, zegt ze. ‘Het is onwaarschijnlijk wat zij allemaal verzinnen. Dan moet ik op mijn rug gaan liggen, met mijn armen en benen in de lucht, en snoeien zij als volleerde boomverzorgers de takken van mijn lijf.’

‘Je haaiverhaal is plots nogal soft.’

‘Het klinkt als een horrorfilm, ik weet het, maar wees gerust: ze hakken er nog onschuldig op los. Ze hebben hun grote haaimoment nog niet meegemaakt. Ik zou hen ervoor willen behoeden, maar dat gaat helaas niet.’

Actrice Natali Broods: 'Roken, schieten, seks: het kon wel tellen als vuurdoop'
© Jef Boes

SCÈNE 2: de kleine ontdekking van de hemel

Zes meisjes staan zij aan zij. Ze buigen diep voorover, met de neus naar de plankenvloer van het veel te kleine podium. Uit de stoelen voor hen weerklinkt handgeklap. Vaders en moeders, apetrots.

‘Mijn allereerste toneelvoorstelling. We hadden een zaaltje gehuurd en ik had het verhaal geschreven – het enige dat ik me ervan herinner is dat er veel intriges waren. Ik zou het niet meer willen terugzien, maar het was geweldig om te doen. Kostuums, belichting, alles erop en eraan.’

We zijn in Zwijndrecht, een dorpje over ’t water. De vriendinnen komen uit ’t stad.

‘Die rivier ertussen doet wel iets, toen zeker. Nu klink ik oud, maar ik heb de tram nog aangelegd weten worden. Ervoor kon je alleen te voet of met de fiets naar de grote stad aan de overkant. Dankzij de tram werd de wereld een stukje groter.’

Broods is een verlegen kind. Ze bloost snel, verkiest zwijgen boven spreken. ‘Misschien ben ik net daarom gaan spelen? Zat er toch iets in mij dat eruit moest?’

Acteren brengt controle. Voor het eerst is er een heldere code: ik spreek, jullie luisteren.

Cultuur is thuis niet aanwezig.

‘Er heerste toen, in ons gezin maar ook in het dorp en nog breder in heel Vlaanderen, een mentaliteit van ‘doe maar normaal, dat is al gek genoeg’. Die is er nog steeds, maar ze ebt gelukkig weg. Althans, die indruk heb ik toch.’

De eerste film die ze in een bioscoop ziet, is Alice in Wonderland. Eng, vindt ze. Tijdens een reis naar Pompeï staart ze gefascineerd naar de menselijke mallen op de grond. ‘Zijn ze echt levend gestikt?’ vraagt ze aan haar vader. ‘Wat hadden ze misdaan?’

Ze lacht. ‘Er begint zich een patroon af te tekenen.’

‘Nu pas?’

‘Mijn osteopaat zei onlangs, toen ik weer eens kermend op zijn tafel lag en vroeg of hij me zou kraken: “Is er eigenlijk iets dat jij niet op voorhand wilt weten?” “Ja”, antwoordde ik. “Wanneer ik doodga.” Maar vergis je niet, ook mijn drang om te feesten is behoorlijk ontwikkeld.’

De zes vriendinnen voorspellen elkaars toekomst. Met potlood noteren ze die in schriftjes.

‘Voor mij hadden ze een conventioneel leven bedacht. Ik zou vroeg trouwen en kinderen krijgen, terwijl ik uiteindelijk de laatste was om te bevallen.’

Als kind tekent Broods haar eigen huis en bruidsjurk. Op de vraag wat ze later wil worden, antwoordt ze zonder twijfel: ‘Mama.

‘De meisjes met wie ik toen mijn eerste stappen op een podium heb gezet, zijn nog altijd mijn beste vriendinnen. Vorig jaar hebben we samen onze veertigste verjaardag gevierd. We zien elkaar te weinig, maar het is nog altijd even fijn als toen we twaalf waren. Als ik hen nooit was tegengekomen, zou ik er waarschijnlijk zelfs niet aan gedácht hebben om ingangsexamen aan het Conservatorium te doen.’

Dora van der Groen geloofde niet in mij, dat was duidelijk

SCÈNE 3: de grote sprong oostwaarts

Het verhaal verplaatst zich naar Hongarije, vijf jaar na de val van de Muur. Naar de middeleeuwse stad Székesfehérvár, tussen het Balatonmeer en Boedapest. Een brede, rechte laan omzoomd door flatgebouwen.

Het meisje is intussen zeventien en staat met een zware reiskoffer in de hand op de drempel van de volwassenheid. Dankzij een uitwisselingsproject kan ze hier een jaar bij een gastgezin wonen, een arbeidersfamilie. Eén dochter, slechts een paar woorden Engels en Duits.

Eigenlijk wilde Broods naar Italië. Tijdens het voorbereidend gesprek had ze een cruciale vraag verkeerd beantwoord.

‘Je hebt blond haar tot op je heupen’, zeiden de begeleiders. ‘Wat ga je doen als Italiaanse mannen je nafluiten?’

Ze dacht er amper bij na. ‘Niets.’

Het lijstje met mogelijke bestemmingen kromp. De namen klonken opeens minder zwoel. Finland, Turkije, de VS of Hongarije.

‘Hongarije leek me het spannendst. Daar wist ik het minst over.’

De week voor haar vertrek was ze aan het twijfelen geslagen. Waar begon ze in godsnaam aan?

‘Typisch voor wie ik was – en nog altijd ben. Ik wilde echt heel graag naar het buitenland, ik voelde dat ik dat moest doen, maar ik heb mezelf op het vliegtuig moeten sleuren.’

Eenmaal in Hongarije kijkt ze verwonderd naar de medestudenten en de vreemde tekens op het bord. Lost in Translation, Oostblokstijl. Al snel maakt ze nieuwe vriendinnen. Die komen niet uit Antwerpen maar uit Nieuw-Zeeland, Noorwegen en Costa Rica.

‘Zo gaat dat met uitwisselingsstudenten: je zoekt elkaar snel op. Zo goed als elk weekend trokken we eropuit. Naar Boedapest, het platteland, Praag, Wenen. Mijn wereld werd weer wat groter.’

In 2014 zal ze terugkeren naar Hongarije, voor de opnames van Galloping Mind van Wim Vandekeybus.

‘Ik herkende Boedapest niet meer. Het was een westerse stad geworden, met dezelfde reclame en koffiebars en winkelketens als bij ons. Maar tegelijk voelde ik een jonge hartslag, er gebeurde van alles. Het was ook heel fijn om mijn gastouders van toen nog eens te ontmoeten, een ontroerend moment.’

SCÈNE 4: de kleine weerwraak

Twee vrouwen dansen krampachtig om elkaar heen. Ze zijn oma en kleindochter, ster en debutante, Dora van der Groen en Natali Broods. ‘Ondanks alles,’ fluistert Van der Groen, ‘is het met jou toch nog goed gekomen.’

Broods antwoordt met stilte. Ze is omsingeld door tientallen camera’s en mannen, allemaal in spanning voor de allereerste scène van S., de nieuwe film van Guido Henderickx.

Enkele weken ervoor heeft de regisseur haar om een auditie gevraagd, ‘voor een kleine rol in een kleine film’. Hij gooide zijn oorspronkelijke hoofdrolspeelster overboord en blufte: ‘Als jij het niet doet’, zei hij, ‘dan draai ik de film niet.’

Actrice Natali Broods: 'Roken, schieten, seks: het kon wel tellen als vuurdoop'
© Jef Boes

Broods was bouche bée.

‘Ik vond het verwarrend. Op school moesten ze mij niet en kort erna achtte een gevierde cineast mij onmisbaar.’

In het tweede jaar was ze gebuisd op het Antwerpse Conservatorium. Men vond haar ’te ingetogen’ spelen. ‘Men’ was haar tegenspeelster op de set van S., Dora van der Groen.

‘Ze geloofde niet in mij, dat was duidelijk. Achteraf vond ik die ondanks-allesopmerking van haar te gemakkelijk. Voor hetzelfde geld was het helemaal niet meer goed gekomen. Maar ik wil niet verbitterd klinken: ik ben blij dat ik les van haar heb gekregen en dat we Lucifer en al die andere geweldige stukken hebben behandeld. Misschien had Dora gelijk. Misschien was ik er nog niet, was ik nog te veel met de anderen bezig, met wat de docenten van mij verwachtten. Speelde ik nog te weinig vanuit mezelf.’

Vlak voor de opnames van S. klopte ze bij Studio Herman Teirlinck aan. Docent Damiaan De Schrijver opende haar daar de ogen. ‘Er viel iets van me af. Bij Damiaan had ik minder angst om te spelen. Eindelijk kon ik ademen.’

S. staat in dertien dagen op pellicule. Tijdens de opnames wordt de jonge hoofdrolspeelster door Henderickx in bescherming genomen – hij weet wat er tussen haar en Van der Groen is gebeurd.

Broods is onder de indruk van de werklust, de groepsgeest, de samenhorigheid. Het spelniveau ligt hoog. Jan Decleir flankeert haar, Katelijne Damen, Josse De Pauw. Ze heeft haar plaats in dat rijtje, voelt ze al snel.

‘Het was als thuiskomen. Voor het eerst stond ik in het middelpunt, maar ik bleef overeind. Soms heb ik heimwee naar die tijd, naar de eerste keer dat je bij jezelf een kracht, een talent ontdekt.’

Op de première bedankt Henderickx Broods’ ouders voor het vertrouwen. Ze zien hun dochter oude bobo’s vermoorden, penissen braden in een pan, halfnaakt met de heupen zwaaien.

‘Roken, schieten, seks: het kon wel tellen qua vuurdoop. Ach ja. Hadden ze ineens alles gezien.’

De recensies zijn jubelend. ‘De beste actrice van haar generatie’, wordt Broods genoemd. ‘Een mengeling van Charlotte Gainsbourg en Béatrice Dalle.’

Ze doorloopt de Studio en krijgt mooie rollen voorgeschoteld. In Een ander zijn geluk (2005) van Fien Troch is ze Gerda, waarmee ze op het filmfestival van Thessaloniki een eervolle vermelding behaalt. In Any Way the Wind Blows (2003) van Tom Barman speelt ze opnieuw de hoofdrol, die van Natalie, een computerspecialiste die een feestje assembleert. Het levert haar de Joseph Plateauprijs voor beste actrice op.

‘Een onvergetelijk drieluik, ik denk er nog vaak aan terug. Het is alsof alles wat ik erna heb meegemaakt tot die drie films is terug te brengen.’

Soms heb ik heimwee naar die tijd, naar die eerste keer dat je bij jezelf een kracht, een talent ontdekt

SCÈNE 5: de grote bezetting

Een man en een vrouw zitten op een bank op het podium van De Grote Post in Oostende, nog niet gerestaureerd. Ze bakkeleien over samen zijn, het verlangen om weg te gaan, ontrouw, vrijheid en onrecht. Twee verschillende karakters, twee verschillende visies op de wereld.

– Ge moet eens leren content te zijn met de kleine dingen in het leven.

– Ge gaat depressief worden als ge u dat allemaal blijft aantrekken.

– Zijt ge nog verliefd op hem?

– Wablieft?

– Zijt ge nog verliefd op hem?

– Ik kan niet alleen zijn.

De man is Bruno Vanden Broecke, vroeg gestopt op het Conservatorium, een doorstart genomen in de Studio, acteur en spelbegeleider. De vrouw Natali Broods. Samen spelen ze hier, op Theater aan Zee, Kleine bezetting, naar een tekst van Jolente De Keersmaeker en Willy Thomas. Het is hun afstudeerproject.

Ze winnen de KBC Jongtheaterprijs. Meteen de eerste keer dat Broods met theater geld verdient. ‘Ik weet het niet meer exact, maar ik denk dat het om 10.000 Belgische frank ging.’

Peter Van den Eede ziet de jonge laureaten en nodigt hen uit voor een kleine tournee. Hij en Broods hadden elkaar al op de visiedag van S. ontmoet. Van den Eede speelde in die film haar vader, maar ze hebben nooit samen op de set gestaan.

Het klikt. Who’s Afraid of Virginia Woolf, Quarantaine, De man die zijn haar kort liet knippen: de samenwerkingen krijgen een regelmatig karakter. Broods gaat het repetitiehok van Compagnie De Koe, het theatergezelschap van Van den Eede, steeds meer als haar artistieke thuis beschouwen.

‘Doorheen de jaren is de samenstelling van het gezelschap een paar keer gewijzigd. Ik ben altijd gebleven. Sinds zeven jaar vormen Peter, Willem de Wolf en ik een drietal dat heel goed marcheert. Zelfs na al die tijd is het nog steeds avontuurlijk om met Peter te werken. We voelen elkaar perfect aan, op de scène maar ook ernaast. Samen naar de zaal rijden, samen spelen en erna samen op café: het maakt me gelukkig. Het is de manier van werken die ik het liefst heb: er heerst een groot onderling vertrouwen. Al is het café steeds meer iets van vroeger.

‘Moeilijk is wel dat we het al jaren met hetzelfde budget moeten zien te rooien. We krijgen niet de mogelijkheden om te groeien, de subsidies blijven beperkt. Daardoor staat de artistieke vrijheid soms onder druk: een productie met meer dan drie acteurs is bij wijze van spreken al lastig. Voor iemand als Peter, die al zo lang aan de kar trekt en al zo veel heeft betekend voor het theaterlandschap in ons land, vind ik dat van weinig respect getuigen. Ik weet het, iedereen wil meer en iedereen klaagt, en ik wil niet in het hoekje van klagende cultuurmensen kruipen, maar verdomme, we worden klein gehouden. Er is altijd wel een reden: is het niet de crisis dan is het iets anders. Het is gewoon jammer.’

Een slok koffie verkeerd. Een glimlach, een zucht. Ze roemt Van den Eedes humor. Zegt dat ze zichzelf niet als een comédienne beschouwt.

‘Onlangs zei iemand: “Eigenlijk ben jij best grappig.”‘

‘Eigenlijk?’

‘Kennelijk leeft het beeld dat ik een melancholisch, serieus persoon ben.’

‘Er staan veel gekwelde vrouwen op je filmlijst.’

‘Voor De infiltrant mocht ik sprintjes trekken en uit auto’s rollen. Actie, zalig. Eindelijk ook eens iets anders.’

Kennelijk leeft het beeld dat ik een melancholisch, serieus persoon ben

SCÈNE 6: de kleine geboorte

Een winterdag aan zee. Arm in arm met haar vriend Jan stapt Broods urenlang langs de branding. Ze heeft haar repetitie voor Olga, met De Koe, afgezegd. Vragen klotsen door haar hoofd.

Abortus of niet?

Nu al een foetale operatie of nog even wachten?

Broods is veertien weken zwanger. Van een eeneiige tweeling bij wie TTS is ontdekt, tweelingtransfusiesyndroom.

‘De druk op hun hoofdjes werd te groot, er stroomde te weinig bloed naar het hart van de kleinste … Noem maar op. Kortom, we moesten iets doen. Anders konden de gevolgen rampzalig zijn. Ofwel zou een van de kinderen sterven, ofwel allebei. De kans op handicaps was ook groot. Die dag aan zee stelden we onszelf loodzware vragen. We moesten beslissen over het lot van iemand anders. Niet van één kind, maar van twee.’

’s Avonds valt de beslissing: een operatie in Leuven. Die lukt. De tweeling komt prematuur ter wereld. De kleinste meet 31 centimeter, de andere weegt 2 kilo. Ze blijven respectievelijk honderd en dertig dagen in het ziekenhuis. Bij elke arts in wit gewaad en met bezorgde blik die ze de kamer met couveuses binnen ziet schrijden, denkt Broods: ‘Laat het alsjeblieft niet voor mij zijn dat hij komt.’ Ze schaamt zich nog steeds voor die gedachte.

‘Het is een paar keer spannend geweest, maar uiteindelijk is het, met grote dank aan de mensen in Leuven, goed afgelopen. Nu zijn het twee gezonde kleine ettertjes. En die roze wolk, nou ja, ik zou me hoe dan ook zorgen gemaakt hebben.’

Aftiteling

Haar ouders komen nog naar elke voorstelling kijken. Tijdens ons gesprek speelt moeder oppas voor de kinderen.

Vlak ervoor hebben die naar foto’s van zichzelf als baby gekeken. Ze vonden het raar en wilden van pure opwinding doktertje spelen.

Broods’ vriend is geluidsman. Momenteel draait hij de nieuwe film van Thomas Vinterberg, Kursk, over de ramp met de Russische onderzeeër. Of er in de Barentszee haaien zwemmen, heeft Broods nog niet gevraagd.

Binnenkort starten de repetities voor Hello Goodbye, de nieuwe voorstelling van De Koe.

Straks is ze te zien op Theater aan Zee, de daaropvolgende maanden op tv en in de bioscoop.

We nemen afscheid.

‘Er zit een constante in je verhaal’, zeg ik.

‘Vind ik ook.’

‘Je hebt twijfels. En je hebt ze vaak overwonnen.’

‘Zo is het leven. Angsten overwinnen.’

‘Nog altijd?’

‘Nog altijd. Ik reis graag, ik speel graag, ik kom graag buiten. Maar ik moet mezelf iedere keer weer ergens overheen tillen.’

Theater aan Zee

Op donderdag 27/7 en zaterdag 29/7, telkens om 14 uur, is Broods te zien in Witroodzwart: de wederopbouw van het Westen van De Koe.

Lees ook de scènes van Colin Van Eeckhouts leven: ‘De grootste levenswijsheid die mijn vader me heeft gegeven, is doodgaan’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content