Patrick Van Gompel

Mijmeringen over Morris: ‘Monseigneur, van welke figuur van Lucky Luke houdt u het meest?

Patrick Van Gompel Journalist VTM-Nieuws en stripkenner

Lucky Luke, het wereldberoemde geesteskind van Belgisch striptekenaar Morris, werd dit jaar 70 jaar. VTM Nieuws-journalist en fervent stripliefhebber Patrick Van Gompel heeft Morris vaak ontmoet. Voor Knack.be duikt hij in zijn geheugen. ‘Dat is allemaal geen probleem, Morris zal dat doen, als ik zeg dat Morris komt, dan komt Morris.’

Lucky Luke, de coolste cowboy van het Wilde Westen, is dit jaar 70. Ik lees die strip van Morris – geboren als Maurice De Bevere – nog altijd ontzettend graag. Al was het maar omdat ik zoveel sympathie heb voor de Daltons, die schurken. En die zalige hond Rataplan! Het is een van de gelukzalige dingen in mijn leven dat ik striptekenaar Morris geregeld heb ontmoet: een keurig heertje met een guitige glimlach en een eeuwige strik.

Negers of zwarten

Onze eerste ontmoeting moet op 26 mei 1987 geweest zijn, voor een uitzending van het BRT-televisieprogramma ‘Argus’.

Morris ging tekenfilms van Lucky Luke maken voor de Amerikaanse televisie maar hij had af te rekenen met puriteinse censuur. En daarom was Morris uitgenodigd in de studio. Mijn vriend stripkenner-journalist Louis Van Dievel en ik kwamen vertellen over censuur in strips. Wij zaten bij Jan en Jessie aan tafel, Morris zat in het publiek. Een beetje sneu. Morris was slecht gezind en dat begrepen we wel, zo’n beroemdheid.

Lucky Luke en zijn geestelijke vader Morris
Lucky Luke en zijn geestelijke vader Morris© Morris

Presentator Jan Van Rompaey had een strepen pak aan om u tegen te zeggen. Met die verticale strepen kon je een nieuwe asfaltweg keurig aflijnen. Co-presentatrice Jessie de Caluwé had een wit kleedje aan met zwarte horizontale strepen. En oorbellen waar je een basketbal kon doorgooien.

De tekenfilms van Lucky Luke waren op de Amerikaanse televisie uiteraard bedoeld voor een jong publiek maar de Amerikanen hadden een paar problemen. Lucky Luke was al zijn sigaret kwijt, die werd vervangen door een grassprietje. Hij mocht ook geen whisky meer drinken, alleen nog limonade. Al die boeven in de strip mochten niemand doodschieten, de Mexicanen waren te lui afgebeeld, negers moesten zwarten worden en de zwarten mochten geen dikke lippen hebben. De Chinezen moesten ook iets anders gaan doen dan een restaurant uitbaten of een wasserij bestieren, dat was te stereotiep.

Morris kwam -met cowboystrik uiteraard – uitleggen dat hij het omgekeerd racisme vond. Het was maar om te lachen, het was allemaal zo niet bedoeld. Hij vond die wijzigingen maar niets, hij vond die opofferingen overdreven. Maar hij moest wel toegeven. Welke tekenaar wil nu géén Amerikaanse tekenfilms van zijn helden?

Louis Van Dievel en ik krijgen uitgebreid de tijd om ons verhaal te doen over de geschiedenis van censuur in strips. Zo waren er tot een eind jaren vijftig op krantenredacties tepelschrapers aan het werk, mensen die op een tekening een borst netjes moesten bijwerken zodat er in geen enkel geval een tepel te zien was. Het was best een jolige uitzending maar Morris zat er maar beteuterd bij in het publiek.

Angoulème

Als organisator van De Stripgidsdagen in Turnhout trok ik in de jaren tachtig elk jaar naar Angoulème in Frankrijk. Wat Cannes is voor de film, is Angoulème voor het stripverhaal. Honderden tekenaars signeren er hun albums, prachttentoonstellingen geven een actueel beeld van de stripwereld.

In 1993 bestond het stripfestival twintig jaar en daarom was Morris uitgenodigd als eregast. Hij had ook een speciale overzichtstentoonstelling van zijn werk. Daar moest VTM-Nieuws uiteraard bij zijn. Ik weet nog dat Morris met een paardenkoets, begeleid door cowboys, door de stad werd gereden. Elk mens glimt bij zoveel aandacht, zelfs de immer bescheiden Morris.

Ik interviewde hem op zijn tentoonstelling. Het was mij opgevallen dat Morris in zijn strip meer en meer begint te lachen met de doodgraver. Hij vertelt dat dat was om ‘zich vooraf te wreken op de dood’. Morris vertelde ook dat Lucky Luke gerust mag blijven bestaan als hij sterft: ‘Als ik iemand vind die mijn werk tot mijn voldoening kan voortzetten’.

Morris was een minzame man, hij was fijn gezelschap, maar iets betalen, nee, dat deed hij niet zo gemakkelijk. Er was altijd wel iemand van de uitgeverij of van de organisatie in de buurt om zijn portefeuille open te trekken.

Toch tekende Morris niet meer voor het geld, vertelde hij mij in Angoulème, hij tekende ‘alleen nog maar voor de fiscus’. Hij kon smakelijk vertellen dat de dieven van de belastingen altijd in zijn zakken zaten, dat er in België weinig overbleef van zijn noeste werk. Hij vond ook dat zijn uitgevers Dupuis en Dargaud het geld van Asterix en Lucky Luke gebruikten om jonge tekenaars te financieren die helemaal geen toekomst hadden. Daar was hij het gloeiend mee oneens. Vooral omdat er geen geld overbleef om promotie te voeren voor zijn eigen albums. Dat kon niet blijven duren en daarom richtte hij Lucky Productions op, in Zwitserland. Om alleen zijn eigen boeken uit te kunnen geven. Hij wilde dat zijn werk werd beloond. Hij genoot ervan dat hij door miljoenen mensen werd gelezen.

Bij de prijsuitreiking in Angoulème interviewde de presentator uiteraard eregast Morris. Helaas deed die man dat met weinig respect. Met flauwe grappen verveelde hij het publiek, én de eregast. Morris kreeg een daverend applaus toen hij zelf een einde maakte aan het gesprek met de woorden: ‘Ik ben lang geleden gestopt met roken maar ik blijf tekenen om mijn kindertijd te verlengen’. De zaal veerde werkelijk recht. Op hetzelfde podium is toen ook de beroemde Amerikaanse striptekenaar Will Eisner (tekenaar van Spirit) geïnterviewd. Ook Eisner was niet onder de indruk van de Franse clown-presentator. En hij liet dat droogjes merken: ‘You ‘ve got a very good French accent‘.

Vezelplaat

In de jaren negentig ben ik Morris thuis in Sint-Pieters-Woluwe gaan interviewen. Ik herinner me de statige straat, zelfs de naam weet ik nog uit het hoofd: Avenue des Franciscains. Hij zal er toen een grap over hebben gemaakt, hoe zou ik dat anders nog weten na twintig jaar?

De straatnaam herinner ik me ook in het Frans omdat Morris in de Belgische stripgeschiedenis ten onrechte altijd bij de Franstaligen is gerekend, hoewel hij gewoon uit Kortrijk kwam en in Aalst school liep. Maar hij werkte altijd voor Franstalige Belgische uitgeverijen en met Franstalige scenaristen en tekenaars. Het heeft in Vlaanderen lang geduurd voordat ze Morris hebben ‘herontdekt’ als ‘Vlaming’.

Tekening van Morris voor Patrick Van Gompel
Tekening van Morris voor Patrick Van Gompel© PVG

De vriendelijke mevrouw Morris opende de voordeur en verwelkomde ons hartelijk. Na een kort onthaalpraatje in het sobere salon, met koffie en droog koekje, trokken we naar zijn atelier boven.

Ik heb nooit van mijn leven bij een beroemd mens zo’n bescheiden vertrek gezien. Zijn werktafel bestond uit een zelf getimmerde vezelplaat op enkele hoge poten. Op die vezelplaat grote witte bladen papier en één inktpotje Chinese inkt met daarin één klein pennetje, met een oranje steel. Ik herkende het van de tekenles op de middelbare school.

Achter hem in ijzeren boekenrekken uit de doe-het-zelfzaak. Met daarop alleen maar boeken van Lucky Luke in allerlei vertalingen, netjes gerangschikt taal per taal. Hij kende de vragen van buiten en de antwoorden ook. Hij had een lijstje klaarliggen van de beroemde mensen die hij in zijn strips had getekend en in welk album ze stonden. Hij deed zijn best om te doen alsof hij alles voor de eerste keer vertelde. Schattig. Het werd een aardig gesprek waarvan ik langer de ontmoeting heb onthouden dan de inhoud.

Ik heb hem toen ook verteld dat ik op een rommelmarkt een album had gevonden in een of andere Slavische taal. Dat boeide hem zeer, hij vroeg of hij het mocht hebben, want voor hem was het duidelijk een illegale druk. Hij wilde de roofdrukkers onmiddellijk opsporen. Achteraf heb ik dat album thuis nog teruggevonden, vergeten op te sturen.

‘Als ik zeg dat Morris komt, dan komt Morris’

Toen ik nog de Stripgidsdagen in Turnhout mee organiseerde (1983-2003) zochten we elke editie een beroemdheid om de prijs te overhandigen aan de nieuwe laureaat van de Bronzen Adhemar Prijs, de belangrijkste stripprijs in Vlaanderen. In 1995 ging die prijs naar Dirk Stallaert voor zijn strip Nemo.

Patrick Van Gompel bij de Bronzen Adhemar
Patrick Van Gompel bij de Bronzen Adhemar© PVG

Ik belde Morris thuis maar zijn vrouw nam op, uitermate vriendelijk. Ik vroeg haar of ik Morris aan de lijn kon krijgen. Ik kreeg Morris niet aan de lijn. Zijn vrouw moest alles weten over het programma van het stripfestival. Ze wilde weten hoe Morris daar in paste. Ik legde het allemaal uit maar ik wilde natuurlijk Morris zelf vragen of hij het bronzen Adhemarbeeldje wilde uitreiken. Maar die kans kreeg ik niet, ik kreeg hem niet aan de lijn, ik begreep het niet goed.

Morris’ vrouw zei plotseling, nog altijd een en al vriendelijkheid: ‘Dat is allemaal geen probleem, Morris zal dat doen, als ik zeg dat Morris komt, dan komt Morris’.

Op 9 december 1995 was hij daar. Nog voor de uitreiking zijn we met alle tekenaars iets gaan eten in Hotel Terminus in Turnhout. Morris heeft voor Britt van de Terminus een mooie tekening van Lucky Luke gemaakt. Die tekening is later gestolen en nooit meer opgedoken. Ik zoek die tekening nog altijd.

De ond!

In 1996 kreeg Morris een grote overzichtstentoonstelling met originele tekenplaten in het Stripmuseum in Brussel: ‘Zoeklicht op Lucky Luke’. Bijna iedereen uit de stripwereld was present. Ik was er natuurlijk ook om een verslag te maken voor VTM-Nieuws.

Plotseling zie ik twee agenten aan de voordeur van het museum staan, ze kijken zenuwachtig links en rechts de Zandstraat in. ‘Wie komt er?’ vroeg ik aan Charles Dierick, toen directeur van het museum. Hij mocht het niet vertellen. ‘De koning of een prins?’ wilde ik weten.

Even later is prins Laurent in alle stilte binnengekomen. Iedereen neemt wat afstand maar ik wil hem natuurlijk toch vragen waarom hij naar de opening van de tentoonstelling van Lucky Luke komt.

Ik stap op hem af en vraag heel beleefd, zonder camera in de buurt: ‘Monseigneur, mag ik u wat vragen?’

‘Nee,’ antwoordt de prins, ‘nee, ik ben hier incognito’.

Ik bijt mijn lippen kapot en probeer hem toch te overtuigen een kort interview toe te staan.

Prins Laurent kwam incognito naar Morris’ tentoonstelling

Morris en de ook geïnviteerde – en ondertussen ook al gestorven – Marc Sleen vinden het wel geweldig dat ik er ben om een verslag voor Het Nieuws te maken. Ze knipogen naar me en ze nemen prins Laurent mee op sleeptouw voor een rondleiding in de tentoonstelling.

Ik waag het erop en start een interview met prins Laurent. Morris en Marc Sleen staan achteraan in beeld, we kijken met zijn allen naar een tekening van Morris.

‘Monseigneur, van welke strips houdt u het meest?’

‘Boeken?’

‘Nee, monseigneur, strips’.

‘Ah ja, strips. Van Asterix. En van euh… Tin euh Tin-tin, nee Kuifje! Euh, wacht, nu moet ik nog een paar Vlaamse noemen ook zeker?’

‘Monseigneur, van welke figuur van Lucky Luke houdt u het meest?

‘Van de ond. De ond‘.

Plotseling schiet mij de bijnaam van Rataplan door het hoofd: de stomste hond van het Wilde Westen. Ik klem mijn bovenste tandenrij op mijn ingetrokken onderlip. Ik onderdruk bijna elk geluid. De camera gaat lichtjes op en neer. Cameraman Philippe Votquenne heeft de grootste moeite om niet in de lach te schieten. Gelukkig doen Morris en Marc Sleen dat wel en kunnen wij ook bevrijd lachen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content