Lees het laatste Knack-interview met Dick Bruna: ‘Ik heb nooit zo’n goed contact met kinderen gehad’

© EPA (via Belga)
Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Nijntjetekenaar Dick Bruna is op 89-jarige leeftijd overleden. Knack Weekend sprak hem in 2005: ‘Meestal heb ik een verhaal in mijn hoofd, dat krijg ik vaak tijdens het fietsen.’

Klokslag elf uur. Een aardige man met een witte snor, een blosje op de wangen en een flinke haardos wacht op de eerste verdieping van een pand vlak bij de Utrechtse Dom op zijn bezoek. De studio is kraaknet, in de rekken staan honderden kinderboekjes in het gelid. De man heeft pretoogjes, een warme glimlach en een stevige handdruk. En een vraag: of ik koffie wil? Dick Bruna i de eenvoud zelve, en hij heeft in het leven precies gedaan wat hij wilde : tekenen en ontwerpen. Al zag het er aanvankelijk niet zo uit.

“Ik kom uit een familie van uitgevers en ik was als oudste voorbestemd om uitgever te worden. Daarom stuurde mijn vader me op mijn achttiende een jaar in de leer bij W.H. Smith in Londen, waar ik allerhande klussen deed, ook ’s nachts. Het jaar daarna liep ik school bij de uitgeverij Plon in Parijs en toen merkte ik dat ik van de financiën niets begreep. Het vak had ook absoluut mijn belangstelling niet, ik zat in Parijs meer te tekenen aan de Seine of in Montmartre.”

Ik heb het laatste werk van Matisse, toen hij die collages ging maken, altijd geweldig gevonden

“Toen ik terugkeerde, vertelde ik mijn vader dat het nooit kon lukken en dat de uitgeverij binnen de kortste keren over de kop zou gaan als hij me directeur maakte. Ik hou wel van boeken en ik vind het leuk om met boeken bezig te zijn, maar niet met het zaken doen. Eerst vond hij dat heel jammer, maar hij gaf me wel de kans om te kijken wat ik verder met dat tekenen kon beginnen. Ook al had ik helemaal geen opleiding in die zin, maar ik voelde wel dat ik daarin verder wilde.”

“Toen mijn vader me de kans gaf om een boekomslag te maken voor de novelle Anne-Marie van Arnold Clerx, was de auteur heel tevreden met het resultaat en ik had het gevoel van ‘zo moet het’. Ik vond het fantastisch om met auteurs te werken. Dat de auteurs iets goed vonden was voor mij overigens altijd belangrijker dan het oordeel van mijn vader, de uitgever. Ik had het getekend, maar het leek alsof het uitgeknipt was en wel op de manier waarop Matisse het in zijn laatste jaren zou doen. Kort daarna kwam het eerste Zwarte Beertje uit en kreeg ik de kans om die vorm te geven. Eerst waren het er zes per jaar, het zouden allemaal detectives worden en ze moesten allemaal een zwarte achtergrond hebben. Daar zijn ze gelukkig snel van afgestapt. Na twee jaar verschenen er al honderd per jaar, iedere avond lag ik tot diep in de nacht te lezen en dat heb ik jarenlang gedaan. Het zijn er uiteindelijk meer dan tweeduizend geworden. Achteraf bekeken waren die Zwarte Beren een beetje mijn opleiding. Maar toen dacht ik vooral: oppassen, dat ze niet allemaal op elkaar gaan lijken, want dat kan niet.”

Er zat wel een duidelijke lijn in uw werk.

DICK BRUNA: Ik heb het laatste werk van Matisse, toen hij die collages ging maken, altijd geweldig gevonden. Ik vond het prachtig dat je met zo weinig middelen iets kunt uitdrukken en meteen heel veel ruimte laat voor fantasie. Dat wou ik bij al die omslagen ook. Ik probeerde nooit de hoofdpersoon erop te zetten, want als we beiden dat boek lezen, zien we die hoofdpersoon allebei verschillend. Laat ik dus de sfeer van een boek weergeven. Als ik een Simenon had en die speelde in Parijs, of in de regen of aan de kust, deed ik daar iets mee. Nooit het hoofdpersonage, hoogstens de pijp. Ik heb alle Simenons voor de Beertjes gemaakt en hij schreef me bij vrijwel elke omslag een briefje. Ik ben ook verscheidene keren bij hem geweest, we hadden een goed contact, ook al schreef hij wel eens dat hij het niet goed vond en dan ging ik weer hard aan het werk om iets anders te maken.”

“Bij het laatste omslag dat ik voor hem gemaakt heb, kreeg ik een briefje waar ik zo blij mee was : “Ik heb je laatste omslag gekregen, die is nog eenvoudiger dan de vorige. Jij probeert met het tekenen net hetzelfde te bereiken als ik met schrijven.” Nou, als je dat leest van iemand die je vader had kunnen zijn en voor wie je grote bewondering hebt, dat is toch wel wat.

Heeft het gebrek aan opleiding bij het ontwerpen in uw voordeel gespeeld?

BRUNA: Ik denk het wel. Want ik heb vaak later nog van veel collega’s en vrienden gehoord dat ze weer zoveel hadden moeten afleren van wat ze op school geleerd hadden. Ik heb het allemaal zelf gedaan, geprobeerd te ontdekken wat ik aankon. Maar in mijn werk heb ik altijd dat gevoel gehad dat ik wilde vereenvoudigen. Dat was al zo bij mijn affiches, ik vroeg haast altijd of er niet een boel tekst weg mocht. Vond dat het heel direct moest, je hebt maar weinig tijd als je erlangs fietst. Op de allerlaatste affiche die ik voor de Zwarte Beertjes gemaakt heb, stond geen woord meer. Alleen zwarte beertjes die lezen, iedereen wist waarover het ging.

Ik heb vaak later nog van veel collega’s en vrienden gehoord dat ze weer zoveel hadden moeten afleren van wat ze op school geleerd hadden

In 1952 wordt de illustrator zelf auteur met De Appel.

BRUNA: En weer was Matisse de leidraad. Ik had die allereerste appel uitgeknipt en op een grasveld gelegd. Als een collage, rood op groen, twee dimensies zonder diepte. Maar ook het schrijven vond ik altijd prettig, op school was opstel een van mijn leukste vakken, ik schreef in de schoolkrant en was veel bezig met taal, ook met rijmen.

Nijntje is ontstaan toen ik met mijn vrouw en mijn oudste zoontje, die toen nog heel klein was, in Egmond aan Zee een stukje van een huis hadden gehuurd. Ik vertelde hem elke avond een verhaal voor hij ging slapen en toen zagen we vaak een konijn rondlopen in de duinen. Het kwam als vanzelf dat ik daar iets ging over vertellen en toen ik dat een paar keer gedaan had, probeerde ik of ik dat konijn niet kon tekenen. Het eerste boekje was dan ook nijntje aan zee. Ik had natuurlijk geluk dat mijn vader uitgever was, maar in het begin liep dat boekje heel voorzichtig. Ik heb nog wel afrekeningen uit die tijd, ik kreeg 12,50 gulden per halfjaar of zo.

Ik had al een paar boekjes gemaakt, zoals Toto in Volendam en ik stond met die boekjes met andere kunstenaars op de kunstmarkt in Utrecht. En dan kwamen er hele gezinnen langs en die ouders vonden er niks aan. Die zeiden: “Er staat haast niks in, ’t is zo weinig en ’t is veel te eenvoudig.” – “Blauw en groen naast elkaar, dat vloekt.” Of nog : “We hebben thuis veel mooiere boeken.” Ze bedoelden : veel gedetailleerder. En die kinderen maar zeggen : “Dat is leuk.” – “Dat zijn mooie kleuren.” Zo is het allemaal begonnen en die kinderen van toen zijn de ouders van nu.

Voelde u intuïtief aan wat kinderen wilden?

BRUNA: Absoluut niet. Ik had altijd het gevoel dat ik een beetje voor mezelf bezig was. Ik heb ook nooit zo’n ontzettend goed contact met kinderen gehad. Ik hou er wel van, ben gek op mijn eigen kleinkinderen, maar ik wilde in de eerste plaats een mooi prentenboek maken. Twaalf mooie prenten die je eruit zou kunnen lichten en ophangen. En een verhaaltje dat de prenten verbindt.

Misschien is Dick Bruna gewoon zelf een jongetje gebleven?

BRUNA: Ik geloof het wel. Ik denk zelf wel eens dat ik eeuwig vier of vijf zal blijven. Met de wereld van volwassenen heb ik vaak veel moeite gehad. Er zijn heel veel volwassen dingen die in gesprekken een beetje langs me heen gaan. Gisteren nog werd ik opgebeld of ik in een interview iets wilde doen over politiek. Dat kan ik niet, ik zou echt heel domme dingen zeggen. Dus doe ik het niet, ik hou me graag een beetje bij mijn vak, want ik zie het gewoon als een vak zoals ik bezig ben. Je voelt je geen kunstenaar of wat dan ook, gewoon iemand die elke dag zijn handwerk doet. Dat doe ik op een heel regelmatige manier.

Je voelt je geen kunstenaar of wat dan ook, gewoon iemand die elke dag zijn handwerk doet

Kijk, ik ben een ochtendmens, ’t is heerlijk om vroeg op te staan en dan meteen een beetje te tekenen. Ik maak ’s ochtends vroeg – dat is haast een beetje intiem – een klein tekeningetje voor mijn vrouw, dat ik op het glaasje sinaasappelsap leg dat ik voor haar geperst heb. Dat gaat over de dag die komt. Als ik er helemaal niet uitkom, leg ik er wel eens iets anders op, maar normaal is dat een tekening. Ik weet dat ze vandaag bijvoorbeeld uit is, bezig met een fototoestel te kopen. Dan kan ik het niet laten om op de een of andere manier een fototoestel te tekenen, waarbij je in de lens iets heel leuks ziet. Op vrijdag, als we vis eten, maak ik er soms een vis van. Op donderdag gaat ze met een aantal vriendinnen trimmen in het bos, daar kun je ook wat mee. Soms doe ik ook heel wilde dingen bij de dagen waar je tegenop ziet. Soms met krijt of met kleurpotlood. Ik doe het al vele jaren en ze heeft ze allemaal gespaard. Als het lukt, ben ik er ook erg tevreden mee en benieuwd wat ze ervan zegt als ik thuiskom.

Daarna fiets ik naar deze studio, ben onderweg tegen achten bij een café waar ze absoluut de beste koffie van Utrecht hebben. Daar heb ik mijn kopje, daar ligt mijn krant en vaak staan daar dan enkele Japanners. Heel gek. Er is ooit een film gemaakt over mijn leven en daar weten ze het van. Het zijn vaak studentes of jonge moeders of kinderen. Vanochtend waren het twee Japanse meisjes die vroegen of ze een foto mochten maken en een handtekening hebben. Na afloop ga ik weer verder.

U past niet alleen de vereenvoudiging toe in uw werk, u bent ook eenvoudig gebleven. Ondanks die bijna 85 miljoen verkochte kinderboekjes.

BRUNA: Ik heb het gevoel dat ik in alles tot eenvoud terugga. Ben ook altijd ontzettend aan het opruimen, hou van orde. Wil ook alles weer recht leggen als de werkster geweest is. “Wat ben je ook een raar mannetje”, denk ik dan. Maar ik kan het niet laten, ik ben opgevoed in de tijd van De Stijl, van Mondriaan die allemaal met recht bezig waren. Met Pieter Brattinga heb ik lang samengewerkt, een grafisch ontwerper die alles binnen het vierkant wilde.

Maar ook in het leven van alledag primeert de eenvoud, terwijl u toch goed hebt verdiend, u zou kunnen niksen, de wereld afreizen, in weelde leven…

BRUNA: Ik moet er absoluut niet aan denken. Nee, we wonen ook gewoon in een huis op rij, daar zijn buitenlandse uitgevers altijd zo verbaasd over. Ze denken aan iets groters, maar dat trekt me totaal niet. Mijn vader had het wel, die vond het fijn als het goed ging met de uitgeverij om dan naar een groter huis uit te zien. We hebben ook een stevige auto, maar dat is al heel veel jaren dezelfde. Als we op reis gaan, ga ik nooit naar enorme hotels. Dat hoeft voor mij niet, als het eten maar lekker is. Braadworst is heerlijk, en ik vind het gezellig om eens lekker uit eten te gaan. Ook wel eens met mooie hapjes en dan kijk ik hoe ze gemaakt zijn. In Japan kunnen ze dat prachtig. Als je in een cafetaria een kop soep vraagt, dan leggen ze daar een blaadje en een besje en nog een dingetje in. Een heel boeket, en daar heb ik grote bewondering voor. Of dan zie je zo’n tuintje van alleen maar grind en steentjes, waar ze een hark doorheen halen en dan heb je het gevoel dat daar een rivier passeert. Zulke dingen zetten me aan het fantaseren en ik geloof dat zoiets ook deel uitmaakt van wat ik tot dusver gedaan heb.

Ik merk dat ook aan de reacties van de kinderen die zelf proberen zo’n boekje te maken, dat proberen ze net als ik op twaalf paginaatjes en dan vragen ze me om dat harde bandje te maken, want ze weten niet hoe dat moet.

Zelfs mijn vrouw weet niet waarmee ik bezig ben, al merkt ze aan mijn humeur thuis wel of het gaat of niet

Het lijkt anders wel een eenzame job, u zit helemaal geïsoleerd te werken.

BRUNA: Ik geloof dat dat ook een beetje mijn karakter is, en ik vind het ook prettig. Als ik aan een boek bezig ben – en dat kan twee tot drie maanden duren voor ik het helemaal naar mijn zin heb – wil ik ook niet dat iemand het ziet. Zelfs mijn vrouw weet niet waarmee ik bezig ben, al merkt ze aan mijn humeur thuis wel of het gaat of niet. Als ik het gevoel heb dat het klaar is, vraag ik haar om hier te komen. Daar zit ze dan, waar u zit, in dat werk te kijken. En dan heb ik het gevoel dat ik examen moet doen. Ja, nog steeds, die onzekerheid is gebleven, terwijl ik vroeger dacht dat dat zou verminderen. Terwijl het juist erger is geworden, ik ben nog onzekerder dan vroeger.

Als je lang aan iets bezig bent, zie je de fouten niet meer. Dan moet je iemand anders erbij halen. Mijn vrouw maakt helemaal geen tekeningen, maar kan wel onmiddellijk zien of het wat is. Of de spanning juist ligt. Ik merk het aan haar gezicht. Als zij het niet goed vindt, stop ik het weer in de kast. Soms kijk ik een paar weken later zelf en merk dan dat ze gelijk had.

Je merkt het niet aan de figuurtjes, maar het is wel hard werken om tot de essentie te komen.

BRUNA: Meestal heb ik een verhaal in mijn hoofd, dat krijg ik vaak tijdens het fietsen. Als dat goed in mijn hoofd zit, probeer ik er twaalf schetsen van te maken, een soort draaiboekje. Voor zo’n nijntje helemaal klaar is, maak ik misschien wel honderd schetsen. De resultaten leg ik naast elkaar en dan vraag ik me af of het spannend of leuk kan worden en terwijl ik daarmee bezig ben, denk ik al aan de tekst. Altijd op rijm en met zo min mogelijk woorden.

Daarna werk ik die schetsen uit tot ze naar mijn zin zijn. Het resultaat druk ik met een hard potlood door op aquarelpapier, zodat er een gleufje ontstaat en dat volg ik met mijn penseel omdat ik helemaal niet met een pen overweg kan. Soms ben ik aan de tekening van één figuurtje een hele ochtend bezig. Alleen al om de oogjes en het kruisje van nijn precies op de goede plek te krijgen. Omdat je zo weinig hebt en toch moet uitdrukken of ze verdrietig is, of vrolijk of weetikveelwat.

Hebt u enig idee van wat uw tekeningen en boekjes teweegbrengen?

BRUNA: Ik krijg vaak brieven van kinderen en van hun ouders en het is erg fijn voor een tekenaar om te horen hoe ze die boekjes gebruiken. Ooit heb ik een boekje gemaakt over de dood, waarin de oma van nijntje sterft. Helemaal getekend zoals ik dacht dat het moest. Eerst zie je dat ze niet meer leeft, dan ziet nijn dat haar grootvader huilt en dat heeft ze nog nooit gezien. Ze ziet ook hoe dat proces gaat van begraven en alles, die hele narigheid met de familie in tranen. Maar het is wel zo dat je aan het einde, als alles voorbij is, nijn met zo’n kistje met plantjes naar het graf toe ziet gaan om een tuintje te maken van dat graf. Want oma hield zo van planten. Het eindigt dat ze ook het gevoel heeft dat ze contact heeft met oma.

Soms ben ik aan de tekening van u0026#xE9;u0026#xE9;n figuurtje een hele ochtend bezig

Dat was een moeilijk boekje, maar ik heb nog nooit zoveel briefjes gekregen. Mensen die ook iemand verloren hadden, bleken er zoveel aan te hebben. Dan schreven ze : “Het is fijn, want we konden aan het kind laten zien wat er gebeurd was.” En er gingen veel kinderen bij de begrafenis uit zo’n boekje voorlezen. Ouders gaven hun kind dat boekje, omdat ze moeite hadden om te vertellen dat oma er niet meer was. Kinderen bleken dat de gewoonste zaak ter wereld te vinden. Daar was ik erg blij mee, dat het zo gewerkt heeft. En dat heb ik wel meer, dat ik voel dat alles goed op zijn plek gekomen is.

Ooit kreeg ik een expresbrief van een moeder uit Japan, er was dus haast bij. Daarin schreef ze dat ze een dochter met anorexia had, die in het ziekenhuis was opgenomen en weigerde om te eten. Ze zou alleen eten wat nijn eet. En of ik daar wat kon aan doen. Toen heb ik in de boekjes gekeken en… nijn eet niet veel. Een appel of een taartje. Ik heb een hele lijst gemaakt van dingen die nijn erg lekker zou vinden, gewoon gefantaseerd : een appel, speculaas, een koek, en die lijst heb ik per expresse opgestuurd en toen later nog een brief teruggekregen van die moeder dat haar dochter weer thuis was.

Het lijkt misschien niet meteen zo, maar u hebt in uw leven toch wel precies gedaan wat u wilde.

BRUNA: Ja, omdat het een hobby was en ik vond het heerlijk om te doen, ook het schrijven. En als je er ook nog kunt van leven, dan ben je toch een bevoorrecht mens. Je wilt ook niets anders. Ik denk ook dat ik doorga zolang ik kan. Ik denk absoluut niet aan pensioen, doe het misschien iets rustiger. Alhoewel, als ik ’s zondags thuis zit, zegt mijn vrouw wel eens : “Ga nou maar eens even… anders word je zo vervelend.”

Maar mijn grootvader heeft er wel heel lang ontzettend veel moeite mee gehad. Toen ik al in de veertig was en al heel lang bezig met kinderboeken, vroeg mijn oude grootvader of ik even bij hem wilde komen. Die vroeg toen wanneer ik nu eens echt aan het werk ging. Zo van, die jongen doet niets dan spelen. Die is zo’n beetje,… tja, ’t wordt nu toch wel tijd dat hij een grote jongen wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content