Hoe Aidan Chambers Bart Moeyaert een tik tegen het hoofd gaf

© Filip Naudts
Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

Bekende boekenvrienden vertellen over dat ene werk dat ze hun nooit mogen afpakken. Voor Bart Moeyaert is dat Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers: ‘Hij liet me zien dat mannenliefde ook een mooie mogelijkheid is.’

Het duurt een tijdje voor we hem te pakken krijgen – Moeyaert werkt aan een boek en dan verdwijnt hij het liefst van de aardbol – , maar eens over de drempel is het hartelijkheid troef.

Toch is hij enigszins ontgoocheld: ‘Ik dacht dat ik meerdere boeken mocht kiezen. Wreed van jullie. Jammer voor Johan Harstad en Carson McCullers, maar dan kies ik resoluut voor Aidan Chambers.’

Je moet dansen op mijn graf is op mijn pad gekomen tijdens mijn lerarenopleiding – een toegift aan mijn bezorgde ouders, die het schrijverschap toch maar een wankele toekomstkeuze vonden – en Chambers heeft mij vrijheid geschonken. Eerst als schrijver: het verhaal wordt niet chronologisch verteld en dat was een oogopener – blijkbaar mag je de lezer aan het werk zetten in een literaire roman. Ongetwijfeld moet ik daarvoor al boeken hebben gelezen die in de tijd rondspringen en verschillende tekstsoorten bezigen, maar het was alsof Chambers me een tik tegen het hoofd gaf: schrijf vrij!’

Drie dagen lang hebben we gepraat, en ik zeg altijd dat ik als student bij hem ben aangekomen en als vriend ben vertrokken.

‘Ook als mens heeft Chambers me bevrijd. In die tijd had ik zoals dat hoorde en zoals alle zes broers voor mij een vriendinnetje, maar Chambers’ intieme relaas over twee jongens appelleerde aan de twijfel die al langer aan mijn ziel knaagde. Hij liet me zien dat mannenliefde ook een mooie mogelijkheid is.’

‘Nochtans komt het thema nooit expliciet aan bod in het boek. Het gaat over twee jongens die een pact sluiten: wie van ons ook het eerst sterft, de ander moet op zijn graf dansen. Wat natuurlijk ook gebeurt, vroeger dan ze konden bevroeden. Daarmee geef ik niets weg, het staat gewoon op de achterflap, maar bedenk de implicaties van dergelijke grafschennis eens.’

‘Omdat ik mijn eindwerk over zijn oeuvre maakte, heb ik hem beschroomd aangeschreven, toen nog met een ouderwetse brief: of ik eens mocht langskomen in Gloucester, om enkele vragen te stellen. Nou ja, een paar pagina’s vragen had ik bij me. Over hoe dat boek past in zijn oeuvre, over zijn obsessie voor thema’s als seks en dood.’

‘Drie dagen lang hebben we gepraat, en ik zeg altijd dat ik als student bij hem ben aangekomen en als vriend ben vertrokken. We onderhouden nog steeds een hartelijk contact, tegenwoordig via e-mail. Ik raak dat boek ook niet ontgroeid: ik moet zowat van elke versie een exemplaar hebben en telkens als ik het herlees, verrast het me opnieuw. Het blijft – nu ruim dertig jaar later – springlevend.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content